GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 91

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 91

Driekwart eeuw kinderstudies in het Peadologisch Instituut te Amsterdam (1931-2006)

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

het paedologisch instituut op eigen benen

90

ging men aanvankelijk niet tot opname over omdat men dat bij zulke jonge kinderen alleen in het uiterste geval gerechtvaardigd vond. Dat blijkt ook uit de bewaard gebleven correspondentie van Waterink met ouders. Als het even kon probeerde hij een peuter of kleuter ambulant te begeleiden door contact te onderhouden met de ouders en de leidster van de kleuterschool en hen van de nodige raad te voorzien. Dit gebeurde ook bij Freddy. Hij zou naar een gewone kleuterschool gaan (die liet in die tijd nog driejarigen toe) in de buurt van zijn ouderlijk huis, waar hij onder ervaren leiding de mogelijkheid zou hebben tot contact met en aanpassing aan een groepje andere kinderen. Tegelijkertijd zou hij dan een spraakbehandeling krijgen. Zo bleef de band met het ouderlijk milieu bewaard en kon deze misschien ook iets losser worden. Men hoopte zo kind en ouders – speciaal moeder – ten gunste te beïnvloeden. ‘Deze poging faalde helaas, mede ook omdat moeder de situatie met Freddy niet meer aankon. Bovendien werd zij in deze tijd opnieuw zwanger, hetgeen de toestand nog compliceerde. Derhalve werd toen besloten tot opname in het instituut.’ 11 Vele kinderen waren doorverwezen door een andere instelling. In het begin van de jaren vijftig was driekwart van de kinderen doorgestuurd door een kinderrechter, voogdijraad, Raad voor de Kinderbescherming, voogdijvereniging, gemeentelijke sociale dienst of, alleen in begin van de jaren vijftig, een kerkelijke diaconie. Zij namen de bekostiging van de verpleeggelden grotendeels op zich. De overige kinderen waren particuliere patiënten uit het hele land en soms uit overzeese gebiedsdelen. Het aantal particuliere pupillen nam geleidelijk af, mede omdat de verpleegprijs steeg. Deze trend zette zich na 1960 voort. Hun aandeel was in 1963 gedaald tot tien procent. De verpleegprijs steeg tot fl. 14,50 per dag in 1960 en fl. 22,50 in 1965. De kinderen kwamen voor het merendeel thuis vandaan en soms van grootouders of een pleeggezin. Slechts tien tot vijftien procent was voor opname in een andere instelling als een kindertehuis geweest. Daartegenover stond dat bij ontslag slechts de helft naar huis terugkeerde. De overige kinderen gingen naar een pleeggezin (vijftien procent) of een inrichting als het kindertehuis Neerbosch, Heldringstichting, een tehuis voor moeilijk opvoedbaren of naar een dergelijke instelling in de buurt van hun ouderlijk gezin. Deze verhoudingen waren redelijk constant en golden bijvoorbeeld ook nog in 1963. Kinderen bleven een aanzienlijke tijd opgenomen. Korte opnames

Een buitengewone plek; Perfect Service; pag 90 2e proef

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006

Historische Reeks | 247 Pagina's

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 91

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006

Historische Reeks | 247 Pagina's