GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Jaarboek 1928 - pagina 35

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jaarboek 1928 - pagina 35

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

42

te zinspelen — de „naastenliefde" verbonden met de „liefde tot den allerverste". Het erfgenaamsbesef — zoo gezien — is juist nieuwtestamentisoh en juisi „eschatologisch". Men wil immers eschatologisch zien? De handhaving van den eisch der „erfgenaamsroeping" is geen verlichting van onzen arbeid (gelijk gesmaald wordt) maar verzwaring. Wie de school van daar straks volgt, blijft bij' de algemeene begrippen (meer dan in „het centrum"); de ander kan komen tot de uit-werking, de specificatie der ideeën. Men .heeft den mond vol van het eschatologisch moment in het christelijk geloofsbezit; welnu: in de school van hen, die geen erfgenaam willen zijn, blijft bet een staan bij het begin, maar hier alleen komt het werken aan de lijit, die op de eschatologische verscherping van these en antithese uitloopen zal. Men moet naar de erfenis terug; met aanlegging van den maatstaf, o zeker, maar terug moet men; men moet ook naar bet verbond terug. „Ergernis" en dwaasheid is het evangelie Jood en Griek; maar men moet den moed hebben, verder te gaan en zich te rekenen tot de nietJoden, niet-Grieken, niet-Edomieten, die een kracht en wijsheid Gods zien in wat voor het „vleesch" is: ergernis en dwaasheid, De idee der erfenis-aanvaarding moet niet ingeprent worden in het schisma (als ieder zijn best doet te bewijzen, dat hij; toch heusch de voortzetting van de oude ijn is) maar moet bet schisma vóór zijn; of anders daarna in dagen van vrede worden ingehamerd. „Wat helpt een kanaal, als het leeg is"? Heel veel. Al is het niet genoeg. Maar — het loopt niet leeg, daar waar de belofte van God in geloof aanvaard wordt. Men heeft gezegd: een tabernakel kan nog, maar elke tempel (vast sediment, erfstuk der vaderen) wordt zeker en spoedig mikpunt van Gods bliksemvuur. Maar Ezeohiël, worstelend met het probleem van zijn dagen (waar is Gods volk?) krijgt zijn gezicht: bet voert hem naar den steenen tempel weer: en het gericht begint van het buis 'Gods. Petrus neemt dat woord over: het is de tijd, dat het oordeel beginne van het huis Gods. Juist ziji, die van het „oordeel", het „gericht", den mond vol hebben, moesten daaraan denken. Oordeel en zegen zijn beide aan „Gods huis" gebonden, en dat is zichtbaar, tastibaar erfgoed, in deze wereld. De kinderen moeten de vaderen verloochenen, althans niet op 'hen leunen, willen zij' vroom zijn en profeteeren, zegt men. Maar op het keerpunt van Oud en Nieuw Verbond staat de belofte van het hart der kinderen, dat tot dat der vaderen bekeerd is. En toen kwam er profetie: de Dooper, en. . . . Jezus Christus. Wie de rivier Gods liefheeft, versmade ihet kanaal, dat de vaderen groeven, niet. Want rivier en kanaal ihooren bijeen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1928

Jaarboeken | 465 Pagina's

Jaarboek 1928 - pagina 35

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1928

Jaarboeken | 465 Pagina's