Jaarboek 1935 - pagina 73

71 waar hij tevens de Nederlandsche Vereeniging tot Bevordering van het Levensverzekeringswezen vertegenwoordigde, fungeerde hij als rapporteur over het onderwerp: universeele notatie, — een onderwerp, waarmede wij allen door de intreerede van onzen ambtgenoot vertrouwd zijn geraakt. Ook op collega Gerbrandy doet de Regeering herhaaldelijk een beroep. Werd hij in 1933 lid van de Staatscommissie tot wegneming van onjuistheden en aanvulling van leemten in de Nederlandsche burgerlijke wetgeving (vulgo: de commissieLimburg), in 1934 fungeerde hij tweemaal, te Geneve en te Londen, als Nederlandsche „observateur" op de conferentie der Union Internationale de la Radiodiffusion. Met het universitaire leven rechtstreeksch samenhangend is de Stichting tot verruiming van werkgelegenheid voor academisch gevormden, in het leven geroepen door de Ministers van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en van Sociale Zaken. Collega G. J. Sizoo is door het bestuur dier stichting uitgenoodigd, de Vrije Universiteit bij dat bestuur te vertegenwoordigen. Eveneens een crisisverschijnsel is de Commissie tot bestudeering van het vraagstuk der overbevolking van Universiteiten en Hoogescholen, van welke commissie collega Grosheide lid is. Het vraagstuk der overbevolking begint ook aan onze Universiteit zich voor te doen, zij het niet voor alle faculteiten. In het algemeen kan worden gezegd, dat het voor onze Universiteit iets minder nijpend is dan het zich in het algemeen voordoet. Het belijdend volksdeel in Nederland is in de 19e eeuw door het aan de Universiteiten toonaangevend rationalisme van zijn leiding beroofd. De volksgroep, waaruit wij in de eerste plaats onze alumni trekken, heeft nog altijd aan academisch gevormden eer een tekort dan een overschot. De arbeid van onze Universiteit strekt om dat tekort aan te vullen, en aldus den leidenden kring in ons vaderland, den geleerden stand, het verband met het christelijk-nationale volksleven te doen terugvinden en behouden. Aldus voorziet zij in een bijzondere behoefte, en behoeft de vrees voor overproductie niet te spoedig ons te bevangen. Het meest geldt dit wellicht voor de rechtsgeleerde faculteit. Voor de theologen bestaat de achterstand der belijdende volksgroep, waarvan ik gewaagde, niet of nauwelijks. Voor de faculteiten wier kweekelingen voor het overgroote deel bij het gymnasiaal en middelbaar onderwijs een plaats moeten vinden, is de vermindering van het aantal leeraarsplaatsen, die evenzeer bij het bijzonder als bij het openbaar onderwijs in gang is, een reden om over de toeneming van het aantal studenten, die U straks blijken zal, niet zonder beving zich te verheugen. Voor juristen daarentegen schept de crisis zelve in de crisis-instellingen nog nieuwen arbeid nevens de velerlei functies in het staatsbestuur en het maatschappelijk leven waarvoor hun diensten hetzij onmisbaar hetzij zeer gewaardeerd zijn. Ook voor onze juristen is de hemel

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen