Jaarboek 1969 - pagina 32

elke studierichting afzonderlijk in het Academisch Statuut willen vastleggen. Op deze wijze kan worden bereikt, dat alle betrokkenen, vanzelfsprekend niet in de laatste plaats de studenten, bij de vaststelling van de duur van het curriculum per studierichting betrokken worden. 7. Algemeen bestaat in de senaat twijfel over de vraag, of een propaedeutisch examen als een aanvaardbaar selectiemiddel kan worden aangemerkt. De practijk schijnt in andere richting te wijzen. Het onderzoek naar een goed selectiesysteem verkeert te zeer in een beginstadium dan dat nu reeds zou kunnen worden gekozen voor het voorgestelde propaedeutisch examen als daartoe geëigend middel. Het bedoelde onderzoek behoort met kracht te worden voortgezet. 8. Wat de afschaffing van het candidaatsexamen betreft werd opgemerkt, dat in de meeste opleidingen het behoud van deze „proeve", welke spankracht waarborgt voor de studenten, aanmerkelijk beter is. 9. Met deze meer algemene opmerkingen over de nota meent de senaat op het ogenblik te kunnen volstaan. De nota heeft de grote verdienste, dat zij het vraagstuk van de herstructurering van het wetenschappelijk onderwijs naar zijn verschillende aspecten op erudiete wijze aan de orde heeft gesteld. Onder voorwaarde dat men consequent rekening blijft houden met het universitair onderwijs als wetenschappelijk onderwijs, bevat zij tal van suggesties, die bij het ontwerpen van de noodzakelijke nieuwe regeling belangrijke diensten kunnen bewijzen. Amsterdam, 22 augustus 1969

30

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen