Jaarboek 1977-1978 - pagina 45

te besteden aan de kwestie van het universitaire onderzoeksbeleid. Daarbij wil ik eerst ingaan op de specifieke bevoegdheden en taken van het Universiteitsbestuur ten aanzien van het onderzoek om vervolgens door middel van een beschouwing van de algemenere taken en bevoegdheden onze vraagstelling aan te pakken. Bij het onderwerp van het universitaire onderzoeksbeleid komen we dadelijk voor de vraag te staan welke de bevoegdheden van het universiteitsbestuur (i.e. de Universiteitsraad en het College van Bestuur) zijn waar het om universitair en wetenschappelijk onderzoek gaat. U begrijpt dat ik hiermee niet een onderzoek bedoel dat in opdracht van Universiteitsraad of College van Bestuur wordt verricht naar bijvoorbeeld het functioneren van de Raad Studentenaangelegenheden of van de facultaire onderzoekscommissies, maar dat het mij gaat om dat onderzoek dat „creatieve arbeid omvat op systematische wijze ondernomen om de hoeveelheid kennis te vermeerderen" en waarvan de resultaten in wetenschappelijke tijdschriften en dergelijke worden gepubliceerd (vergelijk eindrapport RWO-overleg, p. 9). De bevoegdheden nu van het universiteitsbestuur ten aanzien van dit soort van onderzoek moeten we vinden in de W.U.B., of voor de Vrije Universiteit, in de Regelen en het Bestuursreglement. Al spoedig blijkt raadpleging van deze Regelen en van de W.U.B, slechts één artikel op te leveren dat ons onderwerp betreft, artikel 27 W.U.B. ( = Regelen-V.U. art. II. 9). Daar staat dat de Universiteitsraad de richtlijnen en regels voor de coördinatie en organisatie van het onderwijs en de wetenschapsbeoefening vaststelt. Verder zwijgt de W.U.B, (om mij nu tot deze wet te beperken) over de bevoegdheden van het universiteitsbestuur over het wetenschappelijk onderzoek. Des te meer vinden we in de wet echter over de bevoegdheden van faculteiten en vakgroepen in dezen. Daar wordt het onderzoeksprogramma vastgesteld en goedgekeurd, daar vindt de uitvoering van het programma plaats, daar worden de organisatie en coördinatie van de wetenschapsbeoefening geregeld (vergelijk WUO-voortgangsnota 1974, Appendix 3,1). De eerste conclusie uit het voorgaande moet dan ook zijn, dat reglementair het universitaire bestuur geen enkele bevoegdheid heeft over de onderzoeksprogramma's en hun uitvoering, evenmin als over de wijze waarop het onderzoek feitelijk georganiseerd en gecoördineerd wordt. Deze conclusie is niet opzienbarend en legt alleen indirect de nadruk op de vraag, wat dan die richtlijnen en regels wel inhouden. Deze vraag is herhaaldelijk gesteld, op verschillende manieren beantwoord en in ieder geval nog niet voldoende opgelost. 43

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen