Jaarboek 1978-1979 - pagina 47
enige. Het spel-element komt ook tot uiting in het wedstrijdkarakter, dat inhaerent is aan het bedrijven van wetenschap. Op de voorgrond staan het streven om de anderen voor te zijn met een ontdekking — ik heb dat in de 15 jaar dat ik onderzoek verrichtte ook geregeld ervaren — en de speelse woordenstrijd om bewijzen te zoeken of te ontzenuwen. Ik heb gezien hoe de strenge eisen van de exactheid, die hoe langer hoe meer de wetenschap gaan beheersen, die spelhouding aantasten, zodat de ontwikkeling van de wetenschap zelf het spel-element dreigt te verdringen. Ook in de wetenschap is het denkbeeld van de edele strijd de krachtigste impuls voor de ontwikkeling. Laten varen van de spelhouding betekent bederf. Ik vrees dat de ruimte voor dit „spel" binnen de universiteit nog steeds aan het afnemen is. We zullen die ruimte weer moeten scheppen om tot de hoogste ontplooiing te komen; voor kwaliteit en stijl is het edele spel onmisbaar. Spel vooral opgevat als „samenspel". Dat de één tot een goede verliezer maakt en de ander tot de man die de zegepraal over de tegenstander gering acht. Een „samenspel" dat het polemisch element in de wetenschap weer op zijn plaats zet. Herleving van het spel-element maakt dat je niet meer de verwoede verdediger bent van het eigen territoir en dat je niet meer ondergaat in ernst. We kunnen er dan samen weer plezier in krijgen. Een restauratie van het spel-element zal tenminste een stimulans zijn voor de creatieve taak, die de universiteit van nature bezit en tegelijkertijd het onderlinge contact kunnen bevorderen. Over het samenspel tussen disciplines In de loop van eeuwen heeft de wetenschap zichzelf in disciplines verdeeld. De hieruit volgende verdeling in faculteiten hgt niet alleen vast in wet en reglement, maar is ook nog verder geconsolideerd door de democratisering en door de beheerstechnische systemen van planning en middelenverdeling. Het professioneel karakter van het werk vraagt voor de faculteiten een hoge mate van autonomie. Zulke autonome eenheden — zo weten we uit de organisatie-leer — bezitten een ingebouwde starheid en neigen tot „handhaven van de status quo". En die autonome eenheden leven dan onderling op zijn best nog in „vreedzame co-existentie". Wederzijdse bemoeienis is er alleen als het niet anders kan; de grenzen worden ontzien uit een soort zelfbehoud, de opsplitsing in disciplines wordt steeds definitiever en het 45
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978
Jaarboeken | 152 Pagina's