Jaarboek 1983-1984 - pagina 26

van het hoger-onderwijs-voor-velen-gedurende-vier-jaar. Binding aan gefixeerde eindtermen heeft weinig zin meer; het bijzonder deel van het Academisch Statuut voorziet voor de genoemde tweede sector niet meer in een behoefte. Meer en meer vrije studierichtingen ontstaan, vooral binnen de alpha- en gammafaculteiten; het wachten is op dergelijke studierichtingen tussen faculteiten. De VU kent nu als nieuwe vrije studierichtingen er twee in Letteren, één in Sociaal-Culturele Wetenschappen en één in de Medische Biologie. Een ander gevolg van het nieuwe stelsel, en wel van de beperkte inschrijvingsduur verbonden aan de cursusduur, is het scheppen van deeltijdse opleidingen. Vanouds kon men in veel alpha- en gammafaculteiten deeltijds studeren, verbonden met het gewone onderwijsprogramma. Nu moet dat geformaliseerd worden om de langere inschrijvingsduur die bij deeltijds studeren hoort, mogelijk te maken. Deels parallel aan, deels verbonden met de invoering en wijziging van de tweefasenstructuur ontwikkelde zich de relatie tussen de Vrije Universiteit en geestverwante instellingen voor hoger beroepsonderwijs. Intenties voor samenwerking met de instellingen voor protestants-christelijk HBO in ZwoUe-Kampen-Dronten werden vastgelegd. Met de nieuwe lerarenopleidingen van de Vrije Leergangen en van de Christelijke Lerarenopleiding Zwolle werd een principe-afspraak voor symmetrische samenwerking gemaakt op het gebied van de lerarenopleiding, om gemeenschappelijk ten dienste van het christelijk onderwijs te fungeren, hoe de uitslag ook zou zijn van het rollenspel van de minister. Door intensief contact en overleg hebben we ontdekt dat de VU binnen het hoger onderwijs in twee relaties staat, enerzijds in die met haar collegauniversiteiten, anderzijds in die met geestverwante HBO-instellingen. In het verslagjaar werd een nieuwe term in het universitaire bestuursjargon, vooral vanuit Den Haag, frequent gebruikt; profilering van de universiteit. Bij nader inzien blijkt daarmee eigenlijk niet meer bedoeld te zijn dan dat het bestuur van de universiteit eigen beleid ontwikkelt, vooral ten opzichte van de faculteiten en het geheel van onderwijs en onderzoek in de insteUing. Bij profilering gaat het dan om prioriteiten en keuzen, om innovatie dan wel reageren op aansporingen tot innovatie, en om het bepalen van het eigene, van dat waarin men anders wil zijn dan andere instellingen. Het zijn begrippen en doelen die ten grondslag lagen aan de interuniversitaire operatie taakverdeling en concentratie, maar nu in leven lijken te moeten blijven als permanent bestuursgoed in het wetenschappelijk onderwijs. Opmerkelijk is deze aandrang van minister en departement wel. Voor taakverdeling en concentratie werd immers in 1984 een tijdelijke wet tot stand gebracht, die hoofdzakelijk nodig was omdat het universiteitsbestuur volgens de geldende wetgeving (WWO en WUB) eigenlijk de bevoegdheden en het gezag niet heeft die het bij aandrang tot profileringsbeleid verondersteld wordt te hebben. De bevoegdheden zijn thans strikt gecompartimenteerd en verdeeld over de lagen in de universitaire organisatie. Onderwijs en onderzoek, ook de kaderstelling en profilering ervoor, zijn behoudens ministeriële taakverdelingsbeslissingen een zaak van de faculteiten, volgens wet en traditie. 24

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen