1906-1907 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 185

169 te gebruiken. Immers bij Quetelet's methode staat de lengte der eenheidsmaat zeer sterk onder den invloed van de lengte der onderste extremiteiten, welke bij de onderscheidene rassen belangrijke verschillen aanbiedt en tijdens de ontogenese sterke wijziging ondergaat. Daar de romplengte bij verschillende individuen geringer verschil aanbiedt en ook minder belangrijke wijziging ondergaat bij de ontwikkeling van het individu, is de eenheidsmaat van Schmidt een minder onstandvastige grootheid dan die van Quetelet. Slechts tweeërlei bezwaar kleeft aan de eenheidsmaat van Schmidt; het eerste en voornaamste is dit, dat de lengte van den romp moeilijker nauwkeurig te bepalen is dan de lichaamslengte in haar geheel; dit bezwaar acht echter blijkbaar ook Stratz niet overwegend; een tweede bezwaar is, dat de eenheidsmaat zoo groot is, dat bij haar gebruik schier alle lengten in breuken (of geheele getallen met breuken) moeten worden uitgedrukt. Dit laatste bezwaar nu is gemakkelijk te ondervangen door in plaats van een vierde, een vierhonderdste deel der romplengte als eenheidsmaat te bezigen; hierdoor wordt nog het voordeel verkregen, dat de cijfers betrekkelijk weinig verschillen van die verkregen met de maatstaf van Quetelet, omdat een vierhonderdste deel der romplengte niet zeer belangrijk verschilt van een duizendste der geheele lichaamslengte. Uit het voorgaande volgt nu echter volstrekt niet, dat ook de canon van Fritsch voor den anthropoloog aanbeveling zou verdienen. Ben zeer ernstig bezwaar tegen dien canon is m. i. hierin gelegen, dat hij te exclusief is en niet de minste speling toelaat in de onderscheidene verhoudingen; hij stempelt tot normaal alleen die verhoudingen, welke bij een kleine groep van het blanke ras wordt aangetroffen en brandmerkt dus de overgroote meerderheid der menschheid als lichamelijk min of meer abnormaal ontwikkeld. Een tweede, eveneens ernstig bezwaar schijnt mij gelegen in de omstandigheid, dat zoomin de hoogte van het hoofd als de overige schedelmaten eenigszins nauwkeurig in den canon worden aangegeven. Beide bezwaren maken den canon wel niet ondoelmatig voor den kunstenaar, voor wien hij door Fritsch in de eerste plaats bestemd is, maar stempelen hem m. i. tot een hulpmiddel van slechts beperkte waarde voor den anthropoloog. De kunstenaar, die het op prijs stelt

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen