De Vrije Universiteit na Kuyper - pagina 85
De Vrije Universiteit van 1905 tot 1955, een halve eeuw geestesgeschiedenis van een civitas academica.
de theologische problematiek in zijn artikelen uit de jaren 1914 tot
1920. Eerst bestreed hij S. Greydanus en daarna A.H. de Hartog en
V. Hepp en tenslotte H.W. (van der Vaart) Smit.
Ubbink ging in 1902 een jaar in Schotland studeren, hij trouwde
eind 1904 met een dochter van J. Woltjer en hij promoveerde in
1912 bij H. Bavinck op Het pragmatisme van William James.
Het ging in 1914 om de ontwijfelbare zekerheid van het geloof.
Greydanus schreef in 1913 en 1914 in het G.T.T. over de bijbel als
de grond voor dat geloof. Ubbink vond hem daarin eenzij dig-
rationalistisch. Greydanus moest meer plaats geven aan de
werkeUjkheid, want zonder de ervaring van de mens bleef de bijbel
slechts een boek. Maar Greydanus vond dat bij Ubbink het ^wezen
der werkeUjkheid' veranderde met de tijd, zodat er bij hem geen
constante waarheid was. Het ging tussen hen over het al of niet
bestaan van waarheden, die door geen tijd veranderd kunnen
worden, over de objectiviteit van generale begrippen, over de vraag
of de werkelijkheid van nu 'm wezen" een andere is dan die uit
vroeger dagen. Dus over de waardering der werkelijkheid in
verband met de werkelijkheid van vorige eeuwen. Ook ging het om
het verschil tussen een objectivistische en een subjectivistische
richting in de Gereformeerde Kerken. Greydanus meende dat alleen
de bijbel ons door de historische gebeurtenissen die er in worden
verteld, de echte 'werkelijkheid' recht en vol en diep doet kennen.
Greydanus gaf dus aan Ubbink niets toe. De werkelijkheid was
die van de bijbel, waaruit Greydanus leefde, en niet zozeer die van
de wereldoorlog en wereldcultuur van 1914, waarin Ubbink zijn weg
zocht. Ubbink zag omgekeerd bij Greydanus scholastiek en rationa-
Hsme, en hij wilde niet op de wijze van Greydanus gereformeerd
zijn.
De meeste theologen waren het met de objectivistische
geschiedenis-opvatting van Greydanus eens. F.W. Grosheide, die in
1912 zeer jong hoogleraar in de exegese van het Nieuwe Testament
aan de VU was geworden, zei dat duidehjk: 'Uit de grafische
inspiratie volgt, dat de berichten, die de Schrift ons geeft, (dat wil
dus zeggen de Schrift als historisch verhaal) absoluut historisch
betrouwbaar zijn en dus niet onderworpen aan kritiek.'
En Greydanus schreef toen over In Edens hof: 'Hierbij gaan we,
zonder eenige nadere adstructie, uit van de historiciteit van hetgeen
het boek Genesis ons in dezen verhaalt; en van de volle
betrouwbaarheid van dat verhaal.' Bovendien was al wat rationeel
81
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987
Publicaties VU-geschiedenis | 460 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987
Publicaties VU-geschiedenis | 460 Pagina's