De Vrije Universiteit na Kuyper - pagina 58
De Vrije Universiteit van 1905 tot 1955, een halve eeuw geestesgeschiedenis van een civitas academica.
Daarover schreef hij:
'Dat verborgene, verscholene, onzichtbare nu is niets anders dan de
onmiddellijke aanraking van God aan zijn schepsel. Er is in u een punt,
waar de levende God u aanraakt om u te dragen, en zulk een punt nu
is er in alle schepsel; want geen ding bestaat er, of God Almachtig
houdt het van oogenblik tot oogenblik.
Dat punt nu is bij de uitverkorenen hun innerlijk gemoedsleven. Bij alle
redelijk schepsel het redelijk bewustzijn. En bij alle schepsel, redeloos of
redelijk, het levensprinciep, waardoor het bestaat.
En overmits nu de Heilige Geest juist die Persoon van het goddelijk
Wezen is, die de roeping heeft om de onmiddellijke aanraking en
gemeenschap met het schepsel in het verborgenste van zijn wezen tot
stand te brengen, zoo is het natuurlijk en volgt het hieruit, dat de
Heilige Geest woont in het hart der uitverkorenen, alle redelijk schepsel
bezielt, en in alle schepsel, redelijk of redeloos, het levensbeginsel
staande houdt'.
Dit punt van aanraking bevatte de identiteit en individualiteit van de
schepselen. Bij Kuyper zat in dat punt een element van het substantie-
denken en in die aanraking een element van een goddelijke vonk, ook
al wil hij niet weten van een 'particula Dei' of een 'immanentie Dei' in
dat punt.
De schepping bezag Kuyper drievoudig: God de Vader bracht de
schepping voort. God de 2^on ordende de bestanddelen en God de
Heilige Geest wekte tot leven en verandering. De schepping bestond uit
de voortbrenging der materie, de vormgeving daarvan en apart de
beweging en bezieling ervan in de tijd.
Kuyper bracht deze scheppingsleer niet alleen in verband met de
Drieèenheid, maar ook met zijn christologie. Jezus Christus nam wel de
menselijke natuur aan, maar bleef zelf een goddelijke Persoon die een
onpersoonlijke menselijke natuur aannam. De bezieling der gevormde
materie door de Heilige Geest betrof ook de menselijke persoon,
waarmee Jezus geen aanraking had dan door de Heilige Geest. Jezus
was geen menselijke persoon en door hem werd het mensengeslacht
niet met één vermeerderd.
Kuyper zei bijvoorbeeld:
'De tegenwerping, dat toch de Zoon vleesch is geworden en dus in nog
nauwere aanraking met ons zou zijn getreden, bewijst hiertegen niets.
De Christus is niet in aanraking getreden met het innerlijke van een
menschelijken persoon. Al wat hij aannam, was onze menschelijke
natuur. Met die natuur is dus de Zoon in veel inniger mystieke
vereeniging gekomen, dan de Heilige Geest. Maar door die natuur
kwam Jezus nog volstrekt niet in aanraking met onzen inwendigen
mensch en onze verborgen persoonlijkheid.'
54
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987
Publicaties VU-geschiedenis | 460 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987
Publicaties VU-geschiedenis | 460 Pagina's