Dr. Abraham Kuyper en de Vrije Universiteit - pagina 284
worden met Gods souvereiniteit en met de souvereiniteit in eigen kring.
'Er vloeit souverein gezag uit God Almachtig naar alle delen van zijn
schepping, naar al het geschapene; naar . . . en eindelijk, als naar den
kring die dit alles omvat en volledig beveiligen moet, naar den staat.'
De staat was volgens Ons Program 'een zedelijk organisme en daarom
had de staat als elk hooger organisme, een hoofd', de overheid. Zoals
hij het onderscheid tussen de kerk-als-organisme en de kerk-als-instituut
maakte, zo zou men van de staat als een zedelijk organisme moeten
spreken en van de overheid als het staatsinstituut.
In die eerste periode ging het om de vrijheid van allerlei maatschappe-
lijke kringen. De staat moest teruggedrongen worden. De taak van de
overheid was in Ons Program dan ook: de bewaking van de souvereini-
teit in eigen kring. De staat was wel 'de kring der kringen' en had dus
de hoogste macht, maar 'niet voor zichzelf, maar in aller kring belang.'
Elk van de levenskringen, ook de wetenschap, moest door zelfwerk-
zaamheid het staatsgezag inperken en de staat vragen haar rechten en
vrijheden te handhaven.
Door de latere gemene-gratieleer werd de staatsleer twintig jaar later
anders benaderd, meer vanuit een positieve theologische plaatsbepaling
met centraal daarin het vraagstuk van kerk en staat. Deze beide institu-
ten kwamen, volgens de Kuyper van de latere jaren, niet uit de schep-
ping voort. Ze waren allebei na de zondeval in leven geroepen, de staat
om op het terrein der algemene genade de zonde te beteugelen en de kerk
om op het terrein der particuliere genade de gelovigen bijeen te vergade-
ren.
In de verhouding tussen kerk en staat ging het om de verhouding tus-
sen twee instituten. Kerk en staat waren niet geschapen en daardoor ook
niet organisch van aard. Ze waren ingesteld tengevolge van de zonde en
dus mechanisch van karakter. De kerk als organisme was er vanaf het
paradijs, maar de kerk als instituut werd pas na de opstanding van Jezus
met Pinksteren ingesteld. De overheid had ook een organische voorgan-
ger in het vaderlijke gezag, dat uit het scheppingsverschil tussen man en
vrouw opkwam. Als instituut werd de overheid pas na de zondvloed in-
gesteld.
In zijn brede bespreking van de problemen van kerk en staat ging
Kuyper ook het vraagstuk van de pluriformiteit uitwerken.
Vroeger, omstreeks 1873, had Kuyper al de gedachte van een plurifor-
me kerk onder ogen gezien. Hij wilde toen de amsterdamse gemeente
opsplitsen in een modern deel, een tussenmoot en een gereformeerde ge-
meente. Tot 1887 keerde Kuyper zich tegen de nationale volkskerk om
tot een eigen kerk voor het gelovige volk te komen.
Maar daarna, en met name in de jaren rond de eeuwwisseling, zocht
278
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987
Publicaties VU-geschiedenis | 374 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987
Publicaties VU-geschiedenis | 374 Pagina's