Vinden en zoeken: het bijzondere van de Vrije Universiteit - pagina 102
Het bijzondere van de Vrije Universiteit
90 W. DE HAAS
De pedagoog Bavinck had reeds eerder in zijn Paedagogische Beginselen
geschreven: "Maar deze allesovertreffende waarde (de auteur refereerde
aan zelfverloochening, Hs) door het Christendom aan de verzoening en
gemeenschap met God gehecht, moest vanzelf ook de individuele
persoonlijkheid op de voorgrond doen treden" (Bavinck 1904, 28).
Diens geestverwant en opvolger, de pedagoog Jan Waterink, stelde
later in zijn Theorie der Opvoeding eveneens de persoonlijkheid centraal.
Hij formuleerde als het pedagogisch einddoel: "de vorming van een
zelfstandige. God naar zijn Woord dienende persoonlijkheid" (Waterink
1958,121).
Niet slechts de calvinistische pedagogen Bavinck en Waterink, maar
eveneens theoretici uit andere tradities hebben de vorming der persoon-
lijkheid dikwijls tot hoeksteen van hun pedagogiek gemaakt (Kohn-
stamm 1956).
Het probleem wordt nu, dat tegenwoordig, onder afwijzing van het
teleologisch denken, de ontologische status van de persoonlijkheid ter
discussie wordt gesteld. Dat betekent dan dat eenheid, integratie en zelf-
standigheid, van oudsher gezien als de constitutieve kenmerken van de
persoonlijkheid—niet zelden op grond van de overtuiging "de ziel is een
door God geschapen zelfstandigheid" (Bavinck)—niet langer worden
voorondersteld.
Niet dat men het bestaan van de persoonlijkheid loochent, maar zij
krijgt niet een ontologische status toebedeeld; zij is eerder een exclusieve
en subjectieve mogelijkheid voor het kind en de jeugdige, die slechts
opgebouwd kan worden, als dat al slaagt, temidden van een baaierd van
losse, soms elkaar tegensprekende, feiten, gebeurtenissen en omstandig-
heden die het eigen leven te zien geeft.
Daarbij hoort dus de modelvoorstelling dat persoonlijkheid niet van
den beginne als een eenheid is gegeven, en door de opvoeder gevormd
dient te worden, maar door de opvoedeling zelf, subjectief als opgave
gekozen, en alleen door hem vanuit een nulpuntsituatie kan worden
gerealiseerd.
Deze visie verklaart waarschijnlijk de eigentijdse voorliefde, inmid-
dels ook hier en daar binnen de pedagogiek, voor het concept '(literair)
verhaal'.
De narratieve benadering impliceert immers de aanname van hetero-
gene momenten in ieders leven, die dus volstrekt incompatibel zijn,
maar desondanks tot een homogeen geheel verenigd moeten worden.
Dat vergt uiteraard interpretatie op interpretatie om tot een inzichtelijk
geheel te geraken. Alleen zó kan een zinvol verhaal over het eigen leven
ontstaan; dat overigens een arbitrair karakter behoudt. Het is dan ook niet
verwonderlijk, dat de wijsgerige bezinning op de betekenis van narra-
tiviteit, in haar uitgewogen literaire vorm, voor de verheldering van
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997
Publicaties VU-geschiedenis | 196 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997
Publicaties VU-geschiedenis | 196 Pagina's