Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 204

bereid daaraan een bestuurlijk conflict te verbinden. De faculteitsraad roept de

beheerder vervolgens per motie op zich te voegen naar het door de faculteit,

onder protest, aanvaarde CvB-besluit. De beheerder laat zijn positie in het midden

en gedurende enkele maanden moet bestuurslid Troelstra het onderdeel gebouw-

beheer uit de beheersportefeuille waarnemen. Na verloop van tijd hervat de

beheerder stilzwijgend zijn werkzaamheden.

Naar een t o e k o m s t v i s i e en de v e r w e r k e l i j k i n g daarvan

Intussen maakt met name Cloetingh, voorzitter van de wetenschapscommissie en

directeur van NSC, zich toenemende zorgen over het gebrek aan coherentie in het

facultaire onderzoek en, in het verlengde daarvan, over het ontbreken van een

facultaire toekomstvisie. Die zorgen worden door sommigen binnen de faculteit

gedeeld maar zijn geen gemeengoed. Evenals in de voorafgaande jaren overheerst

bij de verschillende groepen het geloof in eigen kwaliteit en daaraan gepaard de

neiging tot het in stand houden van de eigen autonomie. Cloetingh voorziet dat

deze situatie de faculteit bij de komende (eerste) onderzoeksvisitatie, in 1996,

aanzienlijk zal gaan opbreken. Hij is goed op de hoogte van de ontwikkelingen in

Utrecht, waar (althans op papier) het onderzoek inmiddels thematisch is gegroe-

peerd en een beleid voor de toekomst is gedefinieerd. Hij taxeert dat de VU ten

opzichte daarvan een zwakke indruk zal maken. Meer dan vele anderen onderkent

Cloetingh de cruciale rol die de visitatierapporten zullen gaan spelen in de beeld-

vorming rondom de faculteit, zowel binnen de eigen universiteit als extern. Een,

verwachte, zwakke prestatie van de faculteit zal ook de leidende positie van de VU

binnen NSC geen goed doen. Cloeting concludeert dat hem om veranderingen te

bewerkstelligen geen andere weg open staat dan zelf tot het faculteitsbestuur toe

te treden. Hij is voldoende realist om te beseffen dat het in het bestaande facultai-

re spanningsveld niet opportuun is om te opteren voor het decanaat en heeft daar

gezien de omvang van zijn werkzaamheden ook geen behoefte aan. Hij zoekt

medestanders en in de loop van 1995/96 wordt de samenstelling van het facul-

teitsbestuur vernieuwd*.

In september 1996 verschijnt het rapport van de onderzoeksvisitatiecommissie.

Cloetinghs eigen onderzoeksgroep wordt op vrijwel alle punten als excellent beoor-

deeld. Maar de faculteit wordt door de commissie behoorlijk de oren gewassen en

wel op een wijze die zodanig spoort met Cloetingh's inzichten dat er weinig twijfel

aan kan bestaan dat de commissie het oor nadrukkelijk bij hem te luisteren heeft

gelegd. Binnen de faculteit bestaat, mede afhankelijk van de beoordeling van de

eigen onderzoeksgroep, de nodige scepsis over het commissierapport. Niet uit te

sluiten valt dat het feit dat de commissie de onderzoeksprestatie van de onders-

zoeksgroepen Hydrologie en Kwartairgeologie met niet meer dan satisfactory heeft

beoordeeld moet worden teruggevoerd op dominante visies binnen de commissie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen