Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 25
eindrapport van 18 september van datzelfde jaar beveelt de Commissie-Douglas
aan de geologische opleidmg in Nederland te concentreren m één instituut in
Utrecht en daarnaast de opleiding aan de Vrije Universiteit te handhaven'^
Simon en Rondeel (in voorb ) suggereren dat het vooral opportunistische
overwegingen zijn geweest die de Commissie-Douglas er toe hebben geleid
aan te bevelen de VU-subfaculteit te handhaven naast de voorgestane mega-
concentratie in Utrecht Voor die opvatting is veel te zeggen. Het is inder-
daad plausibel dat de commissie, die verwacht werd met een snel advies te
komen, gecompliceerde constructies, potentieel voortvloeiend uit de bijzonde-
re positie van de Vrije Universiteit en de verweving van de geologie en de
fysische geografie aan de VU, heeft willen vermijden en gekozen heeft voor
een oplossing waarbij de VU het de facto verder zelf maar uit moest zoeken.
In de argumentatie van de commissie (naar het oordeel van Simon en
Rondeel een gelegenheidsargumentatie) worden de volgende argumenten
aangevoerd a) het aantal studenten neemt bij de VU sterker toe dan aan de
andere instituten, b) het aan de VU gegeven onderwijs en met name de kwa-
liteit van het verrichte onderzoek staan in het algemeen op een hoog niveau
en c) de aard van de onderwijs en onderzoeksonderwerpen is zodanig dat er
alle aanleiding is de opleiding en de wetenschapsbeoefening aan dit instituut
in zijn huidige vorm te laten voortbestaan
Als er al sprake is geweest van een gelegenheidsargumentatie, dan heeft de
commissie, dunkt ons, geen onrealistische argumenten gehanteerd maar
deze hoogstens uitvergroot De VU beschikte in 1970, in tegenstelling tot de
andere subfaculteiten, over een geheel nieuw modern geëquipeerd instituut
met voor die dagen uitgebreide analytische faciliteiten, waarbij met name de
electronenmicrosonde opviel Daarnaast had de VU er met haar keuze voor
de hydrogeologie en de Kwartairgeologie blijk van gegeven oog te hebben
voor de noodzaak nieuwe wegen in te slaan op het terrein van onderwijs en
onderzoek en daarmee aanzienlijk succes geboekt bij het aantrekken van
studenten die het kandidaatsexamen elders hadden afgelegd. Hoe het ook
ZIJ, met het positieve oordeel van de Commissie Douglas was de positie van
de VU-subfaculteit in de nog volgende onderhandelingsronden (onbedoeld''
of wellicht toch met zonder opzef) zeer aanzienlijk versterkt.
In eerste instantie leidden de aanbevelingen van de Commissie Douglas binnen de
subfaculteit tot een lichte vorm van euforie^". Overigens sprak de wetenschappelij-
ke staf m een eerste reactie, waarin men onder voorwaarden^' akkoord ging met
het "twee-institutenplan", wel uit dat "de motivering ten aanzien van het voort-
bestaan van het Instituut voor Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit gedeel-
telijk niet verantwoord is' Al snel maakt euforie echter plaats voor realisme
Het moet de pragmaticus Wiggers, gegeven het massale protest vanuit de overige
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
![Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 25](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/publicaties-vu-geschiedenis/aardwetenschappen-aan-de-vrije-universiteit-1960-2001/2005/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's