Een hoeksteen in het verzuild bestel. De Vrije Universiteit 1880-2005. - pagina 209
De Vrije Universiteit 1880-2005
kon. De in Brinkmans rede uitgedrukte wens was meer een echo van het verleden dan
een program voor de toekomst. Dat is de tweeslachtigheid die we reeds noemden. Tot
ongeveer 1955 zal zoals hier bij Brinkman het verleden de boventoon voeren. Maar juist
in het buitenlands beleid komt de tegenstelling tussen oud en nieuw al vroeg tot uitdruk-
king.
In de internationale context van koude oorlog en dekolonisatie rezen geheel nieuwe
vragen. F.W. Grosheide werd in 1947 nog wel benoemd tot professor honorarius aan
de theologische academie te Boedapest'^s^ maar daarna kwamen de betrekkingen met
Hongarije lange tijd tot stilstand. Ook de relatie tot Indonesië verkilde. In 1948 was
ir. J. Smidt te Bandoeng benoemd tot algemeen correspondent. Hij kende veel jonge
Indonesiërs die graag in Nederland wilden studeren, en hoopte dat ze plaats zouden vin-
den aan de Vrije Universiteit.5^ Tegelijk werd door curatoren beraadslaagd over 'een
christelijke universiteit in Indië' - het verschil in naamkeuze voor dat land is veelzeg-
gend - voor te bereiden door een comité van drie, namelijk Berkouwer, A. A.L. Rutgers
en Zuidema.57 Een rapport over wetenschappelijke contacten met het Verre Oosten
ontving in de senaat echter niet meer een onverdeeld gunstig onthaal. Vooral Wille gaf
lucht aan zijn afschuw voor het toen zeer anti-Nederlandse bewind in Djakarta.'"^ De
oude dromen van een dekkend net van vu-correspondenten in Indonesië59 waren toen
wel voorbij. En zelfs in de betrekkingen met Zuid-Afrika vertoonden zich de eerste rim-
pelingen. In 1951 was niemand in de senaat tegen de voorgestelde eredoctoraten voor
Joh.C. van Rooy en A.J. van der Merwe. Maar toen Waterink daarbij opmerkte dat
de zogenaamde rassenkwestie een product was van Engelse propaganda, verklaarde
Berkouwer het optimisme over 'de kafferpolitiek' niet te delen, en de medicus A.Th.
Knoppers noemde het rassenbeleid zowel praktisch als principieel onjuist.5'
Voor het grootste deel echter bleef het buitenlandse beleid zich bewegen over het ou-
de spoor, zoals in de rede van Brinkman: de Vrije Universiteit als internationaal calvi-
nistisch centrum. In de jaarvergadering van 1950 vatte mevrouw G.H.J. van der Molen
het gewenste beleid in drie punten samen: meer publiceren in vreemde talen, een inter-
nationale studiekring van calvinistische hoogleraren in het leven roepen, en zomercur-
sussen organiseren voor buitenlandse studenten.5" De eerste vakantiecursus vond in
1951 plaats, met 65 deelnemers, onder wie 50 Duitsers.5'^ Een paar andere zijn nog ge-
volgd, steeds rondom de thematiek christendom en wetenschap.5'3 Elk jaar werden ook
enkele studiebeurzen toegekend aan buitenlanders, met inschakeling van calvinistische
adviseurs als Pierre Marcel en Wilhelm Langenohl.5"4 De voorgestelde studiekring is
nooit ontstaan. Wel kwam voor het internationaal publiceren een tijdschrift tot stand,
dat onder de naam Free University Quarterly van 1950 tot 1962 een altijd vrij moeizaam
bestaan heeft gekend. Enkele hoogleraren droegen regelmatig bij, vooral R. Hooykaas en
I.A. Diepenhorst. In 1953 waren er 180 betalende en 116 niet-betalende abonnees. Het
blad stond er dus zeer pover voor, concludeerden directeuren.5'5 De rector G.J. Sizoo
legde uit waarom: er bestond geen eensgezindheid over de aard van het blad. Het stre-
CHRISTELIJKE WETENSCHAP 1926-1955 205
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's