Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 15
centage van de studenten van orthodox-protestantse huize Maar dat orthodox-
protestantse ouders hun kinderen (voor wat de geologie betreft in die periode nog
exclusief zonen) toestonden, laat staan stimuleerden, de "gevaarlijke" studie m de
geologie te volgen was betrekkelijk zeldzaam Dergelijke beperkingen golden
overigens m mindere mate voor de studie in de fysische geografie. Denkbaar was
dat de nieuwe opleidmgsmogelijkheden aan de Vrije Universiteit tot een zekere
toename van de belangstelling voor de studies geologie en fysische geografie bij
de doelgroep zouden kunnen leiden Dat neemt niet weg dat in absolute cijfers te
rekenen viel met zeer geringe aantallen^ Dat desondanks aan dit "avontuur"
begonnen is kan deels verklaard worden uit het feit dat de universiteit geconfron-
teerd werd met de noodzaak om, gezien de eisen van het Academisch Statuut, hoe
dan ook aanzienlijke investeringen te doen op het terrein van de aardwetenschap-
pen. Enerzijds ten behoeve van de zich voorspoedig ontwikkelende opleiding in de
biologie en anderzijds als noodzakelijke component in het kader van de potentiële
groeipool van de opleiding in de (sociale) geografie. Het creëren van zelfstandige
opleidingen op het gebied van de geologie en de fysische geografie bracht, voor-
alsnog, derhalve slechts marginale, zij het dan ook voor de omstandigheden van
die dagen aanzienlijke, kosten met zich mee. Daarnaast heeft ongetwijfeld de over-
weging meegespeeld, zo met overheerst, dat haar verantwoordelijkheid ten aan-
zien van het zich binnen de achterban in deze periode ontwikkelende debat rond
Schepping en evolutie en de geloofsimplicaties daarvan, de universiteit noodzaakte i3
tot het in eigen kring aantrekken en opleiden van christen-geologen.
Vanuit de "neutrale" instellingen waar, in de woorden van Van de Fliert (1980), de
zorg leefde "dat met vele varkens de spoeling dun zal worden en dat er, althans
wat de geologie betreft, in Nederland grenzen aan de groei zijn, mede gezien de
aantallen studenten in verhouding tot andere studierichtingen" \s daarbij wel
gesuggereerd dat de ontwikkelingen aan de Vrije Universiteit tot een op de belas-
tingbetaler te verhalen vorm van pseudo-wetenschap zouden leiden. Voorzover
opportunisme geen rol speelde in deze positiebepaling, dan m elk geval vooringe-
nomenheid jegens de wetenschapsbeoefening aan de Vrije Universiteit, althans
met betrekking tot het onderhavige aandachtsveld. Overigens is een dergelijke
vooringenomenheid met onbegrijpelijk in het licht van de dogmatische, of althans
als zodanig te ervaren, positie die de VU in het verleden had ingenomen m vragen
rondom de relatie tussen natuurwetenschappen en geloof. De tragiek van de situa-
tie in de tweede helft van de jaren vijftig is vooral gelegen in het feit dat buiten de
Vrije Universiteit onvoldoende onderkend werd, dan wel onderkend kon worden,
hoezeer er m gereformeerde kring inmiddels een fundamentele discussie op gang
gekomen was over de verhouding tussen Bijbelse waarheid en natuurwetenschap-
pelijk kennen Het loutere feit dat de VU kon besluiten zich actief te gaan bewegen
op het terrein van de geologie was een sterk signaal omtrent de veranderende
inzichten binnen de gereformeerde gezindte. Het werd door velen binnen de
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's