Een hoeksteen in het verzuild bestel. De Vrije Universiteit 1880-2005. - pagina 119
De Vrije Universiteit 1880-2005
DE VIERDE FACULTEIT
Een vierde faculteit zou er toch moeten komen. Kon het geen medische zijn, dan maar
een andere. A.A. van Schelven opperde al in 1922 losweg de gedachte dat het een econo-
mische faculteit zou kunnen worden.^^^ Dat idee bleef rondzweven, maar de gedachte
werd toen niet opgepakt. Colijn was evenmin voor één gat te vangen. Nu zijn Leeuwar-
der plan niet doorging, stelde hij voor indologie over te nemen van Utrecht.^''^ In dat ka-
der moeten we het ongetwijfeld ook plaatsen, dat hij eveneens in 1926 de Utrechtse
hoogleraar F.C. Gerretson liet optreden in de jaarvergadering als de nieuwe Groen-ken-
ner, die klaarstond om het werk van Fabius voort te zetten.3^^ Het bleef echter bij die ene
proefballon. De enige reële optie was een faculteit voor de natuurwetenschappen.
In het najaar van 1926 werd een commissie ingesteld die advies moest uitbrengen over
een vierde faculteit. Colijn was voorzitter, met naast hem zijn mededirecteur notaris
G. Wolzak, de curator mr. S. de Vries Czn, de hoogleraar Goslinga, en twee verenigings-
leden die beiden hoogleraar in de juridische faculteit zouden worden: V.H. Rutgers en
H.J. Hellema.3^9 Niet Bouman, evenmin de medicus J.G. Scheurer die toen curator was,
of VoUenhoven, die over de wijsbegeerte der wiskunde was gepromoveerd, of ook maar
één enkel lid van de Christelijke Vereeniging voor Natuur- en Geneeskundigen. Hier
moet opzet in het spel geweest zijn om de schijn van partijdigheid te vermijden. Maar
het bleef wel kenmerkend voor de verdere ontwikkelingen van deze plannen, dat de
voorbereiding en eerste uitvoering louter werden toevertrouwd aan buitenstaanders.
De commissie legde twee plannen over. Volgens het eerste plan zou er een faculteit
voor wis- en natuurkunde komen, met de minimale, goedkoopste bezetting: drie hoog-
leraren, voor wiskunde, scheikunde en natuurkunde. Het fysiologisch laboratorium zou
gebruikt kunnen worden voor natuurkunde, voor de scheikunde zou een nieuw gebouw
nodig zijn. De jaarlijkse kosten werden geschat op 60.000 gulden. Biologie was voorlopig
te kostbaar, maar op den duur moest dat vak eveneens worden ingevoerd, ten bate van
een toekomstige medische faculteit.
Het tweede plan stelde voor een medische opleiding te beginnen, in samenwerking
met een openbare universiteit. De eigen hoogleraren zouden dan als extraordinarii tevens
aan de andere instelling verbonden zijn, en hun eigen leerlingen examineren. In beginsel
zouden zij 'de meer principiëele vakken' moeten doceren: biologie, anatomie, fysiologie,
algemene pathologie en psychiatrie. Dat was echter onbetaalbaar. Voorlopig zou het blij-
ven bij de laatstgenoemde drie. De kosten per jaar bedroegen 79.000 gulden. De Van
Coeverden Adriani Stichting kon 30.000 bijdragen, het rijk 14.000 (het intussen verlaag-
de bedrag, dat in 1921 was toegestaan), de Vereeniging 35.000 gulden.
Plan 11 was goedkoper, maar vroeg medewerking van de stedelijke universiteit. Door-
gaans zou een faculteit zelf willen beslissen wie zij examenbevoegdheid toekende, maar
de Vrije Universiteit zou daar zeker van moeten zijn. Voor de uitvoering was wetswijzi-
ging nodig, en men zou afwijken van de grondgedachte van de oprichters. Plan I had
ERVEN OF LENEN 1905-1926 115
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's