GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 266

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 266

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

202 V C Filosofen van de historische vakken

gedachtegang werkzaam was." De filosoferende rede bleek principieel gebonden aan

een op zichzelf gesteld 'verstand' of wat Jaspers 'das Bewusstsein überhaupt' noem-

de. Hij wilde de rede boven het algemeen bewustzijn verheffen. De rede zou van om-

vattende aard zijn - 'das Umgreifende in uns', dat wat in de mens alle andere aspecten

van zijn bestaan omvat. De rede zou een innerlijke en dynamische samenhang zijn,

die de mens ervoor bewaart dat de verschillende kanten van zijn bestaan uit elkaar

vallen of zich tegen elkaar afzetten. In deze functie is de rede het meest kenmerkende

van de filosofie. Wanneer Jaspers sprak over de verificatie van de filosofie door de ac-

tuele existentie, dan leek hij af en toe bereid zijn eigen filosofie op het spel te zetten.

Hij leek bereid de mogelijkheid open te houden om zijn eigen filosofie op het spel te

zetten, indien hij in een discussie existentieel daartoe zou worden opgeroepen. Hij

leek alles op het spel te willen zetten, behalve het uitgangspunt dat deze oproep 're-

delijk' zou worden geformuleerd en in een 'redelijke' discussie zou worden geplaatst.

Van der Hoeven concludeerde dat Jaspers au fond de filosofie van de rede niet opgaf

en dat hij daarmee stuitte 'op de laatste grens van Jaspers' filosofie, en het is de grens

waar de openheid ophoudt'.'*

Van geheel andere aard was de filosofie van Popper, waarin het falsificatiecriterium

een belangrijke plaats innam. Theorieën waren en bleven volgens hem probeersels of

niet te rechtvaardigen 'conjectures' (gissingen of vermoedens), die de toets van de

weerlegbaarheid moesten ondergaan. Indien de weerlegbaarheid niet zou slagen, im-

pliceerde dat nog niet dat de theorie waar of gerechtvaardigd was. Maar hoe ver zou-

den wetenschappers vooruitgang hebben geboekt, indien een theorie wèl werd weer-

legd? Zij mochten dan hebben ontdekt dat het anders en beter moest, maar waar lag

de mogelijkheid om tot die verbetering te komen? Zij zouden met nieuwe hypotheti-

sche theorieën moeten komen en zij zouden moeten proberen door middel van

nieuw onderzoek bij stukjes en beetjes vooruitgang te boeken. O m deze vooruitgang

mogelijk te maken zouden we volgens Popper een wereld nodig hebben, waarvan de

mathematische structuur niet te ingewikkeld was."

Popper verwierp dus de gedachte dat er een algemeengeldig en hanteerbaar criteri-

um van waarheid zou bestaan. Deze positiebepaling betekende voor hem niet dat de

keus tussen wetenschappelijke theorieën willekeurig was. De ene theorie kon dichter

bij de waarheid staan dan de andere. Ook een niet weerlegde theorie bleef in discussie

en dus tegenspraak uitlokken. Alles behoorde volgens Popper aan kritiek te worden

onderworpen en - evenals Jaspers - hield hij zijn eigen filosofie niet buiten schot.

De cruciale vraag was dan volgens Van der Hoeven hoe bij Popper de volstrekte

openheid voor kritiek op zijn eigen filosofie mogelijk kon zijn, indien tegelijk vast-

stond dat deze kritiek alleen gezegd mocht worden binnen het 'redelijk-logische' ka-

der van Poppers criticistische filosofie.''" Deze mogelijkheid tot kritiek verdween met

het onder kritiek stellen van deze filosofie. Popper kwam namelijk openlijk uit voor

zijn ontwijfelbaar 'faith in reason', die de menselijkheid van de mens zou uitmaken

en de ruimte voor discussie en tolerantie open zou houden. En dat de ene theorie

dichter bij de waarheid stond dan de andere, verklaarde hij met het argument van de

logisch-mathematische analyse van de proportieverhouding tussen het waarheidsge-

halte en onwaarheidsgehalte van de verschillende beweringen - overeenkomstig zijn

opvatting over de mathematische structuur van de wereld.

37 Van der Hoeven, Of de bres, pp. 5-6.

38 Van der Hoeven, Op de bres, pp. 7-8.

39 Van der Hoeven, Op de bres, pp. 11-14.

40 Van der Hoeven, Op de bres, p 16.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 266

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's