GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EM KUNST.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EM KUNST.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van een onzer lezers ontving ik voor enkele weken het verzoek, hem eenige inlichting te verstrekken over het boek van Maurits Sabbe, „Vlaamsche Menschen", dat hij in een winkel had gezien en dat zijn aandacht getrokken had.

Omdat misschien meerderen aan een bespreking van dit betrekkelijk weinig bekende boek iets 'kunnen hebben, beantwoord ik de. vr4.a, g artikelsgewijze in plaats van per brief. MSê^^ê'

„\laamsche Menschen" is een van de drie verhalenbundels, die Maurits Sabbe gegeven heeft, alle vertellend van het Vlaamsche volk en het Vlaamsche leven. De oudste, uit 't jaar 1915, is een bundel oorlogsvertellingen: „In 't Gedrang", van welke de schets „Dies Natalis invicti" m.i. de fijnste is; „Aan 't Minnewater", dat in 1921 in tweeden druk verscheen, bevat een drietal schetsen uit het •Brugsche leven, waarvan ook de beide romans „De Filosoof van 't Sashuis" en „Een Mei van vroomheid" vertellen; „Vlaamsche menschen", dateerend van 1923, is de derde.

Deze bundel bevat een lO-tal verhalen, va, n verschillend karakter, maar gezamenlijk uitbeeldend den Vlaamschen aard en de Vlaamsche verhoudingen. Bij een vroegere gelegenheid, toen ik de voor*' naamste eigenschap.pen van de Vlaamsche romans uit deze literatuurgroep behandelde i) heb ik gewezen op de karakteristieke elementen van 'naïeveteit, devotie, humo.r en optimisme, die in elke proeve dezer Vlaamsche kunst gevonden worden.

Men vindt ze ook weer in dezen bundel, die daarom met z'n tien verschillende verhalen, toch een eenheid is.

In 't algemeen gezien vormen deze eigenschappen de grond trekken van alle vertellingen: het eigenaardig Vlaamsche optimisme' b.v. trekt heel het boek door. Maar —-en dat is misschien de lijn, waarlangs men 't best de bespreking van dit boek leiden kan — de^meeste van deze schetsen doen toch bepaaldelijk één van die elementen naar voren, komen.

Zoo is de naïeveteit wel 't sterkst in de twee eerste vertellingen, die min of meer bij elkaar behooren, „Vurige tong e n'' en „D e v r o m e r i t".

Hoofdpersoon van beide is Walterken. Hij is ©en bedeesd, 'verlegen ventje, die veel denkt maar traag doet. Leeren kan hij niet, hoe goed hij ook zijn best doet, en de tactlooze dorpsmsester bespot hem meer dan hij hem help-t. ZoiO voegt hij hem

daags voor Pinksteren toe, dat hij. zien moet, een van de vurige tongen, die gedurende de lioogmis neerdalen (een symbolische handeling in de Vlaamsche kerken, bestaande in "het doen neerwuiven van gele bloemblaadjes uit de rosetten in het kerkplaiond) op zijn hoofd te krijgen: misschien, dat daarmee dan het verstand er in komt. De medescholieren grinneken, maar W-alter is ineens vol van „verwachtingsgepeinzen" "en heel den verderen dag denkt hij verlangend over de moigelijkheid van het wonder. Den volgenden Zondagmorgen gebeurt het werkelijk: een der „vurige tongen" fladdert neer op zijn hoofd. W.alter is verrukt, dankbaar, geheel vervuld van do heerlijke illusie, dat hij nü zal kunnen leeren al dat moeilijke gewirwar van cijfers en letters. En van dis vreugde doortinteld, gaat hij de kerk uit. Maar — dan komt de pijnlijke ontnuchtering als een paar bengels, schoiolmakkers, die meesters spoit hebben onthouden, honend hem naroepen, dat zij het geweest zijn, die als helpers van den koster de tongen hebben doen neerdalen en dat het doodgewone pioeneblaadjes zijn geweest.

Hier heeft men de echte naïeveteit, zooals die in de Vlaamsche boeken, met hun milieu van simpele menschen en dingen, reëel is en goed. En in de volgende schets, die vertelt hoe dezelfde Walter, ouder geworden, zijn bruid vindt, is ze even duidelijk. In deze laatste vertelling leeft riiet name ook de Vlaamsche devotie.

De humor, niet minder karakteristieke eigen-.schap van deze boeken, tintelt in verschillende van deze verhalen. Zoo^ in „H e 11 i n z: e n o p r o e r", de vertelling van het verzet der kostschooljongens tegen het slechte eten, dat ze vooirgezet wordt, in „het Minnedicht van Jan Mijs", dat, als proeve van „rhetorica" gemaakt, den schoolprefect en via dezen den vader in handen komt, ernstige vermaningen en slraffen wegens lichtvaardige gedragingen ten gevolge' heeft en ten slotte precies van pas blijkt op een lief nichtje aan wie .Jan Mijs zijn. nood klaagt; in „Sublime harmonie au tom at i qu e", 't verhaal van een speeldoos in een dorpshotelletje. Maar 't best en 't zuiverst is die humor in: „Philemons dans om de bruid".

Meermalen reeds heb ik er op gewezen, hoe de echte humor is een effect van licht en schaduw tegelijk, van vroolijkheid, onmiddellijk najast schrijd ning. En dat effect is in dit stuk verrassend scherp. Philemon is een stijve, verlegsn-onhandige ontvangersklerk in het dorpsche stadje Jekermonde. Hij komt nergens, dan alleen bij het so os-tafeltje, waar de notaris en de kapitein van het plaatselijk garnizoen eiken avond elkaar bevitten op het dambord. Door zijn aanwijzingen ten gunste van den notaris, wint hij diens , , vriendschap", en die komt Philemon te pas, omdat hij zeer verliefd is op de mooie, ietwat mondaine, dochter van den notaris. Deze verschaft hem de gelegenheid tol 'kennismaking, door hem te inviteeren op een huiselijk feestje. Philemon moet dan echter kunnen dansen, en, omdat hij die kunst niet verstaat, gaat hij in de leer bij den koster, die vroeger, vóór hij zijn tegenwooïdig geestelijk ambt vervulde, dansonderwijzer was. (Men lette op deze tegenstelling, humoristisch door de wijze, waarop ae koster haar tot een symbool van levensbeschouwing maakt). 's Roster's zuster, de mismaakte Eugenie, die van haar jeugd niets heeft behouden dan de vurige begeerte naar een man, helpt Philemon energiek. Zij danst steeds met hem en schept zich daarbij de stoutste fantasieën, terwijl Philemon al maar denkt aan Germaine, de bekoiorlijke notarisdochter. Eindelijk is de avond van het feest daar. Philemon, dood-verlegen en linksch, ' danst met 'Grermaine en lijdt een onoverkomelijk fiasco, zoo erg, dat hij hals over kop uit het huis wegvluchten moet. De volgende dagen is hij het algemeene voorwerp van spot in het kleine stadje, zoodat zijn chef, daartoe door den notaris aangezet, hem moet doen overplaatsen naar elders. Daar ontvangt hij een anoniemen brief, die groote deelneming uitspreekt in zijn verdriet en de verzekering geeft, dat er „een ernstige vrouw was te Jekermonde, die maar verlangde om hem te troosten". En dan eindigt de schets aldus: „Dit geheimzinnig schrijven was voor Philemon een echt raadsel. Wie zou hem uit Jekermonde zoo iets kunnen schrijven? Zijn vader vermoedde, dat er wellicht een grappenmakerij achter stak. Philemon eindigde met "het ook Ie denken en E.ugenie heeft nooit meer van hem géhoord".

In dit geestige slot nu fonkelt al 'de humor op van dit vertelsel. En Philemoai èn Eugenie zi-jn humoristische figuren, inzooverre ze beiden tegelijk lachwekkend en medelijdenswaardig zijn en het verrassende ligt dan vooral daarin, dat die twee dezelfde desillusie doormaken en de een, die haar lijdt tegelijkertijd de ander haar doet lijden.

Met opzet stond ik bij dit stuk wat langer stil, omdat het een zoo goed voorbeeld is van dat humoreffect, dat ik een en andermaal met woorden omschreef. Hier is een zeer duidelijke onderscheiding merkbaar van het grappige en "het komische (die immers met humor niets uitstaande hebben), en het humoristische en valt ook scherp aan te wijzen, waar dan de zin van den humor schuilt. De pittige w^jze van vertellen draagt daartoe niet weinig bij.

\'an de overige stukken is „Driekoningenavond" een kleine, maar ook weer humoristische, schilderij van Vlaamsch volksleven: het rondtrekken van de kinderen met hun Driekoningenlichtjes door de straten en steegjes; is „Hoe grootvaders broer uit de Oost weerkeerde een droiomverhaal, waarin het overlijden van een zoon aan de moeder bekend wotdt'door zijn droomverschijning op het moment van zijn sterven, is „Tooneelervaringen" een vertelling van kindergenoegen en kinderfantasie in een op zolder ingerichte vertoonzaal, waarbij het slof, kinderbangheid, aan de aardige gewichtigdoenerij een humoristisch einde maakt. En dan is er nog de tiende, laatste, schets „Twee p rij sui tdeelingen", een herinnering aan de spannende dagen van het begin van den wereldoorlog en een herdenken in dankbaarheid aan hen, die in hun jeugdig enthousiasme zich vrijwillig gaveii aan den-dienst van het benauwde vaderland. » SJM^I I'' • i

Ten einde zoo-veel mogelijk tegemoet te "komen aan het verzoek van mijn correspondent, gaf ik in 't kort een overzicht van élk der schetsen uit dezen bundel; hij kon zich nu althans eenigen indruk vormen omtrent den inhoud van het boek. Maar tegelijk hoop ik daarmede de belangstelling van anderen, die den 'bundel nog niet kenden, gewekt te hebben. Want het boek is een kennismaking waard. Het getuigt p-veral van den fijnen • geest, dien we in Sabbe's werk zoiozeer waardeeren, heeft de bekoring van het typeerende der Vlaamsche romans va-n dit soort en is, door zijn levendigen en boeienden vorm, prettige lectuur. Hier en daar komen nog al eens Fransche uitdrukkingen en gesprek-Iragmenten voor, daar, waar Walen aan het woord zijn; ook is er wel eens de ontsiering van een „al te kemachtigen" Vlaamschen volksuitroep, maar storend is voor rhijn besef noch het een noch het .ander: de Fra, nsche gezegden zijn in den regel heel gemakkelijk te verstaan en de (natuurlijk minder gewenschte) uitroepen zijn niet zOOi veelvuldig, dat ze overwegend bezwaar opleveren.

Mijn antwoord aan den vrager is daarom de conclusie, die de lezer uit dit artikel trekken kan, dat ik hem het boek gaarne teï lezing aanbeveel. Als hij van de Vlaamsche literatuur houdt, zooials blijkbaar het geval is, zal hij zeker het gewenschte genoegen In deze - lectuur vinden.


1) ]ii „Moderne Rom5.nkaiist" (Ie druk) p. 192 vlg.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 oktober 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EM KUNST.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 oktober 1926

De Reformatie | 8 Pagina's