GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Of wat vrouw, hebbende tien penningen, indien zij één pemiing verliest, ontsteekt niet een kaars, en keert het huis met bezemen, en zoekt naarstiglijk totdat zij dien vindt. Lukas 15: 8.

Waarde voor God.

Het loont de moeite zich een wijle te bezinnen over de vraag, wal deze vrouw bewogen heeft zoo naarstig naar haar verloren penning Ie zoeken.

Medelijden met het verlorene kan hel niet ge^ weest zijn. Van medelijden spreekt de gelijkenis die onmiddelijk aan deze voorafgaat; daar gaat de herder uit, om het weggedwaalde schaap te zoeken, dat straks in de wildernis zal omkomen.

En liefde voor het verlorene kan het evenmin geweest zijn. Daarvan getuigt de volgende gelijkenis, als ze ons een vader toont, die uitziet naar den zoon in het verre land.

Het antwoord op de vraag wat die huisvrouw tot zoo volhardend zoeken gedrongen heeft is wel erg nuchter, en schijnt veel minder ideëel dan de juist genoemde beweegredenen. Zij heeft gehandeld uit practisch belang voor zichzelve. Niet om het heil van dén- penning ging het haar, maar om de waarde die dit geldstuk voor haarzélve 'had; zij kon dat geld gebruiken; reeds had ze het bestemd voor de behoeften van hel gezin; en (nu ze het kwijt geraakt is, heeft ze er alles op gezet het terug te krijgen voor het bestemde doel. Het is — in den goeden zin — eigenbelang, dat haar zoo naarstig doel zoeken.

Schijnbaar vermindert Jezus met deze beweegreden de schoonheid van den arbeid Gods in het zoeken van het verlorene. Doch inderdaad geeft Hij van dezen arbeid hier hel hoogst en edelst motief aan.

Er is in God een drang om den verloren zondaar te zoeken om Zijns zelfs wil. Er is in dal zoeken een heilig-goddelijke baatzuchtigheid. In de gelijkenissen van het verloren schaap en van den verloren zoon gaat het om het heil van den zondaar, en in die van den verloren penning gaal het om God-zelven. En dit doel is het hoogste. Boven de deernis met en de liefde tot het verlorene gaat het streven in God om den zondaar te bestemmen voor en dienstbaar te maken aan Zichzelven. Dat was ook de bedoeling waarmede God den mensch had geschapen. Die mensch zou zijn God eeren en dienen. Hij zou zijn doel niet in zichzelven, niet in eigen gelukzaligheid, maar in God vinden. Hij zou het beeld zijns Scheppers vertoonen, en die Schepper zou zich in dat beeld verlustigen. En die oorspronkelijke bestemmiug •van Zijn mensch blijft bij den Heere gelden. Ook daarom, ja daarom ten hoogste zoelit en redt Hij den zondaar, opdat deze weer aan zijn bestemming beantwoorde, en zijn doel weer vinde in de eer en den dienst zijns Gods. Vandaar dat een verloren geldstuk zulk een goed getroffen beeld van den zondaar is. Want een geldstuk heeft geen beslemming in zichzelven. Hel heeft zijn bedoeling alleen in zijn bezitter, die het voor zichzelven kan gebruiken. En daarom in deze gelijkenis die eigenaardige trek, dat de vrouw haar verloren penning zoekt uit het oogpunt van belang voor zichzelve. ;

Dat de Christen hel nimmer vergete. Zeker, — hij is gezocht en gered tot zijn eeuwige zaligheid. Dal behoeft allerminst ontkend te worden. Hel medelijden en de liefde Gods, waarvan de andere gelijkenissen spreken, stemmen dal nadrukkelijk toe. Maar hóóger dan dit gaal de bedoeling G'ods, dat hij gezocht en verlost is ten dienste des Heeren. Om het beeld zijns Gods te

vertoonen en de deugden te verkondigen Desgenen die hem getrokken heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht, — daartoe lieeft de Heere Zijn hand uitgestrekt en liem uil het stof der wereld weggenomen.

Dat dan de Christen dagelijks zich aan dat doel dienstbaar stelle. Dat hij zich immer voorhoude, waartoe hem de Heere in genade heeft aangezien, opdat hij daaruit den heiligen drang ontleene niet voor zichzelven, maar alleen voor zijn God te leven. Dan mag hij zich daaruit ook vertroosten in tijden van kleingeloof en twijfeling aangaande de hem geschonken genade. Zoo hij de eere zijns Gods liefheeft, en in zijn hart de keuze en de lust leeft, om den Heere te dienen^ dan mag hij hieruit weten dat God hem gezocht heeft en gevonden en gebracht op den weg zijner heilige bestemming. In de richting van zijn hart naar dat Godverheerlijkend doel draagt hij het kenmerk van de herschepping door den Heiligen Geest.

Maar dan mag ook, op grond van deze gedachte, elk mensch zijn waarde beseffen. Niet zijn waarde in zichzelven, maar zijn waai-de voor God. Zooals die penning waarde lïad voor die vrouw, wijl ze hem voor zich gebruiken kon, zoo heeft elk mensch hooge waarde voor God; want Hij kan dien mensch herscheppen tot Zijn beeld en hem aan zijn verheerlijking dienstbaar malcen.

Het moge ons opwekken in dagen van inzinking; als we moedeloos van bet strijden en verliezen, en dof van teleurstelling, niet meer bidden en niet meer hopen, en, met het hoofd in de handen, meenen, dat er niets meer aan ons gelegen is, — dan bedenke ons hart van hoeveel waarde God ons nog acht, ook in onze ellende; dat, als niemand meer om ons geeft, Gód ons nog voor zich op hoogen prijs schat; en dat, als we voor niets meer dienen kunnen of nuttig zijn, de Héére ons •nog gebruiken kan voor het allerhoogste doel; en dan verkwikke ons hart zich aan deze gedachte, het grijpe die aan en richte er zich aan op en werke er mee voor den Heere, Hém zeggend dat wij door Zijn genade toch nog voor Hem van waarde zouden kunnen zijn.

Ja, ook de onbekeerde zondaar mag met déze waarheid pleiten bij den Heere om redding uit zijn verlorenheid. Hij bekenne zijn onwaarde in zichzelven, maar vatte moed en hope uit de gedaclite, dat hij voor Gód van groote waarde zou kunnen zijn. En hij roepe: — om uw zelfswil, Heere, om uws zelfswil!

V. A.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's