GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

AN HET HEERLIJK AMBT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

AN HET HEERLIJK AMBT

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe maak ik mijn preek?

IV.

Is de tekst eenmaal gekozen, dan begint de „bewerking" daarvan.

Daartoe behoort eerst de exegese.

De exegese van de Heilige Sclirift is die arbeid, waarbij ik tracht uit te vinden wat God, in dat bepaalde Schriftgedeelte, dat ik tot voorwerp van mijn exegese maak, wil zeggen, welke mededeeling, welke boodschap Gods daarin is onder woorden gebracht.

Dit is niet altijd een gemakkelijk werk.

Daar zijn duistere plaatsen in de Schrift, waarvan het zeer moeilijk valt den rechten zin te onderkennen.

Die moeilijkheid kan schuilen in het feit, dat de beteekenis van een bepaald woord in het Hebreeuwsch of in het Grieksch eigenlijk niet is te vinden; öf in de zinsconstructie; óf in den inhoud der woorden gezien in verband met wat in andere plaatsen der Schrift wordt gezegd. Heel moeilijk is het dikwijls ook, van een stuk van de heiUge historie uit te maken, welke plaats het heeft in het geheel van de gescliiedenis der openbaring, in de geschiedenis des Verbonds.

Voor die „moeilijkheid" mogen wij evenwel niet uit den weg gaan.

En nu denk ik vooral aan het laatstgenoemde.

Daar is een tijd geweest, waarin wij deze moeilijkheid nauwelijks zagen.

Als wij preekten over een „historische stof", dan waren we al blij, als het ons gelukte mooie, practische „opmerkingen" aan den tekst vast te haken.

Wie een beetje vindingrijk was, had het dan met zulk een stof heel gemakkelijk.

Een „historische" stof werd dan ook nog al eens aangegrepen als er voor hel maken van een preek wat erg weinig tijd beschikbaar was.

Gelukkig hebben we in de laatste jaren leeren inzien, dat het zoo niet mag.

Vooral mijn jonge collega's wil ik het met allen ernst op het hart binden: „laat u tot zulk geschiedenispreeken niet verleiden, hoe verleidelijk het ook is; want hel is geweld doen aan Gods Woord. Het lijkt mij toe, dat men dit nog niet altijd even duidelijk ziet; of, indien men het ziet, er nog niet altijd consciëntieus naar handelt.

Daarom wijs ik daar nog eens met nadruk op.

Wanneer wij preeken over Lukas 2:1—7, of over IMattheüs 28:1—10, ja, dan vatten wij wel, dat wij daar niet mogen tevreden zijn met het maken van practische opmerkingen over de gedragingen van Jozef en Maria en de vrouwen en zoo', dat wij daar hebben te spreken over het openbaringsfeit, waarover het daar gaat.

Maar dat ditzelfde ook geldt van elk' ander stuk geschiedenis, al is het dan ook niet gemakkelijk om uit te vinden wat het feit is, dat ons daar wordt meegedeeld —, dat wordt inderdaad nog veel te vaak over het hoofd gezien of verwaarloosd.

En nu nog eens, dat mag niet.

De eerbied voor Gods Woord moet ons daarvan terug houden.

Bovendien, getrouw-zijn moge in dezen groote inspanning van den prediker vragen, vooral in het begm, de gemeente moge eerst wel eens klagen, dat zij het wat vreemd vindt en den voorkeur geven aan de oude, gewende wijze van preeken, op den duur zal de prediker zelf in het volgen van den rechten weg, groote vreugde hebben, ook zal voortdurende oefening hem het al gemakkelijker maken den rechten zin van een Schriftgedeelte te vinden, terwijl de gemeente al heel spoedig zal inzien, dat de Schrift op deze wijze voor haar steeds rijker wordt en veel vaster stuur aan haar leven geeft.

„Dominé", zal de gemeente straks zeggen, „wat zijn wij blij, dat u. zoo is gaan preeken; elke bediening des Woords is ons daardoor tot een feest geworden." Exegese alzoo; daarmee moet de bewerking van den tekst beginnen.

Laat ik op een paar dingen daarbij nog opzettelijk wijzen. De exegetische arbeid zij zooveel mogelijk zelfstandig.

Ik sprak onlangs met een professor in de exegese; ik mag den naam ook wel zeggen, Prof. Grosheide.

Hij klaagde er over, dat de studenten en de jonge dominees zoo weinig zelfstandig exegetiseerden.

Zij steunen alléén op de commentaren van anderen.

Zij doen hel zelf niet.

Dat nu is heelemaal mis.

Natuurlijk zijn wij zeer, zeer dankbaar voor wat wij in den laatsten tijd aan Schriftverklaring gekregen hebben van de hand onzer Gereformeerde Theologen; en iemand moet al een driedubbele dwaas zijn, als hij daarvan geen gebruik maakt.

Maar dat gebruik mag niet hierin bestaan, dat hij eenvoudig overneemt en napraat, wat die commentaren hem zeggen.

Hij moet, gewapend met zijn Hebreeuwschen Bijbel en Grieksch Testament en een Woordenboek zelf trachten den zin van het Woord te verstaan. Hij moet zelf exegetiseeren; de commentaar mag alleen hulpdienst verrichten.

Hij mag, als hij op een bepaald stuk van Gods Woord niet een goeden commentaar bij de hand heeft, niet verlegen zitten; hij moet er zich van bewust zijn, dat hij het ook zelf kan, al is het ook prettiger, dat men zijn eigen werk kan laten control eeren en aanvullen door dat van een ander.

Zelfstandig exegetiseeren; wie zich daarin oefent, zal er telkens van versteld staan wat mooi werk dat is en hoe hij daarin het vermogen krijgt om nieuwe en oude dingen uit de schatkamer van de Schrift naar voren te brengen.

Ik kom geregeld in aanraking met een broeder, die geen exegese heeft gestudeerd, die ook den grondtekst niet kan lezen, maar die zich er aan heeft gewend zelf over de Schrift na te denken en naar den zin des Woords te zoeken.

En telkens verbaas ik er mij over hoe 'n mooien kijk hij heeft op bepaalde Schriftuurplaatsen.

Toen ik nog gymnasiast was, waren daar jongens, die te lui waren om zelf te vertalen, wat hun was opgegeven. Zij kochten een vertaling en lieten zich daardoor leiden. Zoo'n vertaling noemt men in de gymnasium-wereld een „pons asinorum", een „ezelsbrug".

Welnu, menig theoloog gebruikt zijn commentaar als zulk een „ezelsbrug"; hij laat een ander voor hem verklaren, insteê van zelf te verklaren met hulp van een andei-.

Zelfstandig.

In de tweede plaats: „consciëntieus". Wat ik daarmee bedoel in een volgend artikeltje.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

AN HET HEERLIJK AMBT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1940

De Reformatie | 8 Pagina's