GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater. neven

Ik sprak reeds met U over het wonderlijk verschijnsel, dat het juist de a.r. partijleiding en de\ haar verwante pers is, die meer dan elders verliefd is geraakt op het federalistisch West Europa, of zooals men daar ook zegt: de eenwording van West Europa, waartoe dan ook wij onze nationale zelfstandigheid voor een goed deel zouden moeten opgeven.

Voor de samenwerking eener verdediging tegen het Russisch gevaar is zulke federatie niet beslist noodig. Immers men is reeds bezig die verdediging op te bouwen, terwijl het vereenigd Europa er nog niet is. Er is alleen een praatcollege, de raad van Straatsburg, waaruit dan de samensmelting zou moeten volgen. Antirevolutionaire voormannen noemen zich reeds Straatsburgers.

Onderwijl nu de genoemde pers deze liefde voor dat West Europa gedurig aanblaast, hoort men af en toe ook wel van eenig, zij het schuchter verzet. De mensehen moeten in de a.r. partij aan zeer veel wennen.

Dit verzet wordt echter aanstonds weggepraat. Op zeer gevaarlijke wijze, want het zijn inzonderheid de argumenten die ons verbazen.

Als Mefistofeles het zegt in den „Faust": Mit Worten laszt sieh trefflieh streiten, Mit Worten ein System bereiten.

Men heeft uiteraard eenige moeilijkheid met art. 18 van het prograija van beginselen, want dit spreekt van ordinantiën, die God over de volken heeft gesteld en van een medewerking in het recht der statengemeenschap met ongerepte handhaving van de eigen nationale zelfstandigheid.

De redacteur van „Trouw" knoeide zoolang, dat „ongerept" in het tegendeel was verkeerd. Ook een a.r. senator, mr Rip, heeft er iets op gevonden.

Maar den a; r. journalist Van Ruller werd dit te bar. Zoo gaat het niet, zeide hij. Ongerept is nu eenmaal ongerept. Onaantastbaar, en zij, die in 1934 dit woord in het verband met onze nationale zelfstandigheid gebruikten, dachten over deze zaak anders dan wij.

Maar daarover niet getreurd. Prof. Zuidema wijst hier den weg.

Wij halen onze beginselen wel uit Gods Woord, maar „zij zijn van ons zelf". En wij kunnen ze dus veranderen. Als het zóó is naar believen.

Zooals de machtige vorsten eertijds zeiden: „car tel est notre bon plaisir". Een woord, dat de lichtzinnige revolutionair Camille Desmoulin ook gaarne gebruikte.

Als dit gaat gelden bij de wijziging van het program, die thans op stapel moet worden gezet, dan kan het nog wat worden.

Toen ik al dat fraais las, dacht ik aan die geleerde philosofen, van wie Dickens spreekt in zijn „Olivier Twist".

Hij zegt ter toelichting van een bepaald geval, dat deze machtige geleerden lang niet altijd den koristen weg kiezen om tot hun conclusies te komen. Veeleer zijn zij er op uit om den afstand te verlengen door allerlei omschrijvingen en afdwalende wankelingen, aan welke een dronken man, diep onder den indruk van een stroom van ideeën, geneigd is zich over te geven.

Men zou hier ook een paar regpls van Ps. 107 — berijmd — kunnen aanhalen:

Zij dansen, wagg'len, vallen gelijk een dronken man, de wijsheid van hen allen, hoe groot, bezwijkt er van.

Alleen, van zulk bezwijken is hier geen sprake, wat blijken zal als ik die „mighty flow of ideas" met U wat nader ga bezien.

De vraag is blijkbaar gesteld: is het geoorloofd de nationale zelfstandigheid op te geven, waar deze toch in de historie is tot stand gekomen? Is dat niet, naar sommigen meenen, met de orde Gods, zooals die in de historie tot stand kwam, in strijd?

Het antwoord is, dat men de historie niet absoluut mag nemen. Wat in de historie wordt, kan in de historie verworden. Wij kunnen aan het historisch gewordene niet voor altijd vasthouden. En dan wordt gezegd:

••„Niemand onzer weet of net Gods wil is, dat de Nederlandsche grenzen voor altijd zullen blijven, 'zooals ze nu zijn met al hun grillige lijnen, wonderlijke inhammen en met heel hun onnatuurlijk verloop.

Wij weten ook niet of het Gods bedoelen is deze grenzen eens geheel uit te wisschen en of er dan voor ons volk, vermengd tusschen alle'volken der wereld, een wereldtaak zal liggen of niet. Evenmin weet iemand of Nederlands grenzen misschien verlegd zullen worden ver naar het Oosten of het Zuiden.

De historie is van groote waarde, zij is niet beslissend. Beslissend is het .Woord Gods, én juist dat geeft ten aanzien van de grenzen van welk land dan ook geen enkele belofte".

Hier openen zich verre perspectieven. Het is waarlijk een machtige stroom van ideeën. Nieuw zijn ze niet, want alle wereldveroveraars hebben ze in practijk gebracht. De Schrift spreekt er ook van.

Zooals de profeet Jesaja den Assyrischen heerscher doet zeggen: „Ik heb de landpalen der volken weggenomen".

De mannen der Fransche revolutie brachten ze ook in practijk.

Napoleon en later Hitler zouden echter veel plezier hebben gekend, als zij hadden geweten, hoe hun boos opzet zelfs met een vromelijk beroep op den Bijbel kon worden gerechtvaardigd.

Zij kenden dit argument niet. Het is eerst thans ontdekt.

Als daar nu een wereldveroveraar komt — wij zijn er nu ook bang voor — om de grenzen van ons land weg te nemen en ons in te lijven bij zijn groote rijk, " dan is er geen kracht tot eenig protest. Gij beroept U op de historie? Maar die mag niet absoluut worden genomen. Gij noemt het Woord Gods? Maar heeft dit voor u de belofte, dat de grenzen van uw land altijd blijven zullen, zooals zij zijn? Neen? Welnu, wat klaagt gij dan?

Deze rijke idee is ook voor alle andere overweldigers te gebruiken. De man, die U het leven wil benemen, zegt: gij zijt een sterfelijk wezen, en hebt gij misschien een belofte, dat gij morgen nog zult beleven? Ik neem het dus maar.

Minister Lieftinck kan zeggen tot elk die klaagt: maar mijn rijkdom slinkt gedurig in vanwege die ellendige belasting: is het U voorzegd, dat gij nimmer arm zoudt worden? Wat klaagt: gij dan?

En als een tyran uw volk kromt onder zijn ijzeren juk, wel, waar bevat het Woord Gods voor U de, belofte, dat gij steeds rechtop zoudt loopen, frank en vrij?

vrij? Maar de stroom van ideeën biedt nog veel meer. Daar is het in de-wereldpolitiek, en in het volkenrecht een geducht begrip: de natuurlijke grenzen.

Daar is al heel wat over te doen geweest.

Men onderscheidt natuurlijke en conventioneele grenzen. De eerstgenoemde zijn een bergketen of een rivier.^ Is het een bergketen, dan wordt er wel over getwist of de grens langs den, bergkam moet loopen of naar de waterscheiding. Is het een rivier, dan onderscheidt men onbevaarbare en bevaarbare rivieren. Bij de eerste gaat de grens langs de middellijn, bij de andere naar wat men noemt den dalweg, een begrip dat dan nader wordt omlijnd.

De conventioneele grenzen, geworden in de historie, werden bij tractaat vastgesteld. Wij hebben er met Duitschland en België.

En voorts zijn er grenscommissies, om allerlei grensgeschillen te regelen. Dat is het goed volkenrechtelijk gebruik.

Maar de mannen der Fransche revolutie stoorden zich aan tractaten niet; wie zei ook, dat zij altijd zouden duren? En het begrip natuurlijke grens v/as een kostelijk middel om veroveringen goed te praten.

Was bijv. de Rijn geen natuurlijke grens en. kon Frankrijk dus geen aanspraak maken op het gebied ten Westen dier rivier?

Wat dus van a.r. zijde hier opgeworpen wordt is niet nieuw. Alleen het antirevolutionaire werd nu revolutionair.

En het krijgt een nog veel machtiger inhoud.

De revolutionairen stieten zich niet aan de grilligheid van de Rijngrens. De heer Van Ruller echter wel.

Hij zegt: wat toch met al die grillige lijnen en wonderlijke inhammen en dat onnatuurlijk verloop. Het is eigenlijk niet te dulden.

Hij is blijkbaar voorstander van de rechte lijn. Daar hield de jacobijn ook van inzake zijn slachtoffers. Hij trok die gaarne zoo tusschen hoofd en schouders. Zoo in het revolutionair strafrecht.

Wij krijgen nu echter de rechte lijn in het volkenrecht en de wereldpolitiek. Nederland zou dan geschikt een parallelogram kunnen worden. Alleen de kustlijn — ook al grillig — het is onhoudbaar zou eenige moeite kunnen bieden. Maar men zou de gaten kunnen dichten, net als nu de Zuiderzee.

De landsgrenzen zijn dan recht. Maar de grenzen' der provinciën zijn ook grillig. Wij gaan dus wat verder dan Napoleon, die ons land in departementen verdeelde — hij was nog niet zoo ver als wij — en verdeelen Nederland in vier maal drie - vierkanten. Het komt zoo ongeveer precies uit.

Men stoot dan echter al weer op allerlei grillige grenzen bij de gemeenten. AUergekst soms, en hoe kunnen de menschen dwaselijk daaraan vasthouden. Dat moet weg. Wij verdeelen het provinciale vierkant in een rij van kleine vierkantjes.

Wij hebben dan voor ons zoo iets als een moderne Amerikaansche stad met niets dan rechte straten, dié eikander rechtlijnig kruisen. Namen zijn niet noodig voor de administratie. Men kan met nummers volstaan. s

En wat zijn wij dan van een herrie af! Hoewel het mogelijk is dat er nog iemand is, die met den „Schuier" uit den Faust verzucht: „mir wird von alle dem so dumm, als ging mir ein Mühlrad im Kopf herum".

Maar Groen en Fabius haalden indertijd met groote instemming het oordeel van Von Gentz aan, als deze beschreef het volkenrecht, dat gestempeld was door de Reformatie.

Hij zegt: „men zag, ofschoon van groote staten omringd, noch Zwitserland, noch Holland, noch ergens een der Duitsche geestelijke of wereldlijke vorsten, noch de zwakste rijkssteden, noch Venetië, noch Genua, noch de kleinere Italiaansche republieken, noch het aan zichzelf overgelaten Malta, noch het bloeiende maar onmachtige Geneve, tusschen Frankrijk en Savoye gedrukt, noch die Savoyaansche macht zelf, hier van Oostenrijk, daar van Frankrijk bedreigd, noch het van den Spaanschen kant op alle zijden ingesloten Portugal, noch na' de geweldige uitbreiding van de Pruisische en Russische macht de Zweedsche of Deensche verdwijnen. Verscheiden van die staten behielden hun onafhankelijkheid in eigen moed en kracht, of door groote wijsheid of door roemrijke daden, waardoor zij indertijd tot zelfstandigheid waren gekomen".

Echter — nu wenkt het wereldrijk, waarin, naar nu van A.R.-zijde gezegd wordt, voor ons volk, vermengd tusschen alle volken der wereld, een wereldtaak misschien zal zijn weggelegd.

Weg al die grenzen met haar „onnatuurlijk verloop". Leve de natuurlijke grens, zooals het den goddelooze bevalt het begrip te gebruiken. Wie kan zeggen, dat aan iemand is beloofd te behouden, wat h\j in Gods gunst verkreeg?

Derhalve mag daarop naar believen worden ingegrepen. Ziedaar nu het anti-revolutionaire volkenrecht, waarin men over souvereiniteit, gezag, recht en gerechtigheid, reeds goed kan spreken zelfs met den socialist en atheïst. Ik begrijp dit nu volkomen. Maar vraag mij af: is het anti-revolutionaire volk nu 200 diep gezonken, dat het dit alles rustig slikt?

Met hartelijke groeten en heilbede uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 maart 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 maart 1951

De Reformatie | 8 Pagina's