Studentenalmanak 1914 - pagina 205
FARRAGO 195
diepste van ons wezen; onze omgeving achter al den glans van
schijnbare braafheid en idealisme; onze idealen in al hun wan-
hopige mislukking durven aanzien, ook waar ons het hart er bij
breekt. Terwille van dezen eisch heeft Ibsen het ouderlijk huis
verlaten, welks opvattingen hij niet meer deelde, zooals hij aan
Björnson schrijft (9Dec. 1867): „Ich weisz, dasz ich unter der
Kruste von Unsinn und Schweinerei ernst gewesen bin in meiner
Lebensführung. Weiszt Du, dasz ich mich fürs ganze Leben von
meinen eigenen Eltern, von meiner ganzen Familie fortgemacht
habe, weil ich nicht in dem Zustand eines halben Verständnisses
verharren wollte ?" Deze werkelijkheidseisch voert Ibsen door in
„Ein Puppenheim", waarin hij Nora laat komen tot de erkentenis
van het nietswaardig saamleven dat ze geleid hebben achter den
schijn van een gelukkig huwelijk. De schoonste overwinning
voert deze waarheidseisch in „Stützen der Gesellschaft"; in „Ein
Volksfeind" wordt Brand met zijn volkomenheids- en waarheids-
eisch tragicomisch in den persoon van Dr. Stockman; en de jam-
merlijke destructie die ervan uit kan gaan zien we in „Die
Wildente". Daarin heeft Ibsen het meest gruwzame zelfportret
geteekend in Gregers Werle. En toch maakt ook dit laatste niet
wanhopig. Hier in deze duistere, duffe omgeving met die vleugel-
lamme menschen kan de waarheid niet tieren, want ze eischt
licht en lucht en ruimte en vrijheid, en dan overwint ze. Breng
de menschen uit deze omgeving weg in de ruimte en ze zullen
ook aan deze waarheidsvordering kunnen voldoen.
Juist deze waarheidseisch maakt ook voor ons Ibsen zoo
belangrijk. Ze dringt ons tot waarheid, tot oprechtheid tegenover
onszelf en onze omgeving, tot een breken met een toestand van
„halbe Verständnis," tot een vernietigen van bewuste of onbe-
wuste huichelarij. Voor welke moeilijkheden we dan soms staan,
toont ons „Gespenster", waar een strijd der plichten is. Ibsen
laat deze moeilijkheden zich anders oplossen, dan wij het zouden
doen, wijl hij het licht von omhoog niet kent. Selma Lagerlöf
teekent ons in „De Koninginnen van Kungahälla" de schoone
Astrid met het robuste geweten, die op listige wijze in plaats
van Ingegerd koning Olofs vrouw werd. Als de waarheid in hun
verhouding aan den dag treedt, kan zij, de zondares, niet meer
met den heiligen koning saamleven; dat zegt haar het zedelijk
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914
Studentenalmanak | 236 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914
Studentenalmanak | 236 Pagina's