Studentenalmanak 1947 - pagina 225
Super Flumina BaLylonis
I.
Naar Babylon als ballingen gebracht,
aan de rivieren zaten wij verslagen,
daar weenden wij en konden niet dan klagen,
als elk van ons bedroefd aan Sion dacht.
De cithers hingen wij aan wilgen daar,
want zij die ons gevangen hielden, vroegen
van ons een Sionslied en vreugdgebaar,
ja, zij die ons mishandelden en s l o e g e n . . . .
II.
Maar ach, hoe zouden wij in dat vreemd land
nog vrolijk kunnen zingen 't lied des Heren?
Zo ik u, o Jeruzalem niet ere
en u vergeet', verdorre dan mijn hand!
Z o 'k u, Jerusalem, niet meer gedenk,
20 'k u niet als mijn hoogste vreugd verheffe,
zo 'k u niet meer beschouw als Gods geschenk,
dän moge God mijn tong met stomheid treffen!
III.
God! reken Edoms kindren toe dat uur!
Die dag, waarop Jerusalem moest vallen.
En Edom riep: Breek af, breek af haar wallen!
Tot op de grond met haar, verdelg haar muur!
- Gij, Babel, gij, bestemd tot vloek en val,
heil hem die u vergeldt uw kwaad, gij trotse!
Heil hem die uwe kind'ren grijpen zal
en die hen zal verplett'ren tegen rotsen!
T, J. Hagen.
{Dit klaaglied van een uit Babel teruggekeerden Joodsen
balling worde liever rhytmisch op de melodie van Ps. 51
(69) gezongen, welke zich behalve voor boetezang zeer
goed leent voor vloekzang en meeslepender is dan die
van Ps. 137.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1947
Studentenalmanak | 258 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1947
Studentenalmanak | 258 Pagina's