GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Studentenalmanak 1972-1973 - pagina 102

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Studentenalmanak 1972-1973 - pagina 102

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

De climax begint eigenlijk al in de eerste regel en wordt dan nog veel erger. Kenne-

lijk wordt de slaap daarmee vergeleken met de dood, die ondersteboven (hoe anders? )

over het plafond heen en weer raust. Waarom nu dondert hij niet naar beneden,

omdat de dichter hem daar hebben wil. Hij wil niet het licht, het leven, aan zijn

plafond, nee, hij wil de dood. Hij houdt van de dood. Dit afschuwelijke feit brengt

hij ons onder ogen, alsof hij om een augurk vraagt en daarna in een hoekje gaat

kotsen (woordformatie is niet hetzelfde als woordvomatie).

Stuitend is ook de tweede regel, waarin de slaap (c.q. de dood) niet wil komen, want

"Hij heeft nog zoveel te doen". Ha, net of ik dat niet heb. Een dergelijke opgave

van redenen is kenmerkend voor de ondergang ener cultuur, waarin het kruis

wankelt van heb ik jou daar. Dit alles in de overtuiging dat de dichter van deze

overwegingen nog geen kaas heeft gegeten: ze zal beschimmeld zijn eer hij zijn cultu-

rele kaasschaaf slijpt.

De laatste regels hoeven niet meer bevuild te worden: dat kan niet meer.

De tweede strofe is een voortzetting van de anti-natuurlijke climax, hoewel hier en

daar onduidelijk. Mijns inziens met opzet: de schrijver weet echt wel waar Abraham

de mosterd haalt. Maar enfin. Hij is natuurlijk niet smetteloos (r.3), maar de dood

is ook niet gek en berechtte dan ook prompt (r.8), maar wat blijkt: de dichter

vindt het fijn; reeds in het weifelende" en toch " (r.2) ligt de mogelijkheid die in

regel 5 en 6 heftig wordt aangegrepen en opgestuwd tot een dwepende vergodde-

lijking van de grootste vijand van het leven en dit plaatst — en hierop wil ik met

nadruk wijzen — de hantering van rechtsnormen in zijn handen !

In de derde strofe is de dichter verwonderd over de dood, die nu in zijn binnen-

ste zetelt, waar de duisternis niet in verwachting is en de wolken het wel zijn en

meer van zulke obsceniteiten. Strofe 3 is een introspectie: inderdaad Rex, daar is

een puinhoop en dat stukje strijd kun je ook wel vergeten.

VOX ALBA

^,y^. J\ / M ^ ,

100

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1972

Studentenalmanak | 300 Pagina's

Studentenalmanak 1972-1973 - pagina 102

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1972

Studentenalmanak | 300 Pagina's