GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1949 - pagina 25

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1949 - pagina 25

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

r

-^

^

Nummer 147 / April 1949

VRIJE UNIVERSITEITSBLAD MAANDELIJKSE MEDEDELINGEN Orgaan van de Vereniging voor Hoger Onderwijs op Gereformeerden grondslag Amsterdam / Keizersgracht 166 Redactie Commissie: Prof. Dr F. W. Grosheide / Mr G. H. A. Grosheide / Prof. Dr D. Nauta / B. Faber Stukken root de redactie te zenden aan: B. Faber / Keizersgracht 166 / Amsterdam

J

V /

CRITIEK Critiek is nuttig en onmisbaar. Wanneer er geen zin-voor critiek bestond en er ook geen bereidheid was om naar uitgebrachte critiek te luisteren, zouden wij van het werk, dat ons werd toevertrouwd, weinig terecht brengen. Dat wij het zonder critiek niet kunnen stellen, hangt samen met de omstandigheid, dat wij telkens weer allerlei fouten, nu eens van lichten, dan weer van ernstigen aard, maken. Eigenlijk hebben wij nooit reden om met zekere voldoening te constateren, dat ons werk af en aan alle kanten gaaf is. Het is zelfs niet nodig hierbij uitsluitend aan gebreken en fouten te denken. Reeds het enkele feit, dat ieder mens eenzijdig is, moet tot bescheidenheid stemmen en ons toegankelijk maken om aandacht te schenken aan critiek van anderen. Deze critiek blijft nodig ook al zijn wij er op bedacht, gelijk plichtmatig is, zelfcritiek te oefenen. Het spreekt vanzelf, dat ook voor de Vrije Universiteit critiek een onmisbare zaak is. Als die ging ontbreken, stond het er slecht met haar voor en zou er voor haar bloei weinig verwachting behoeven te zijn. Dit geldt in de eerste plaats ten aanzien van degenen, die in haar dienst staan en aan haar hun arbeid verrichten. Dat is de eiken dag weer noodzakelijke zelfcritiek. Daarover wil ik evenwel in dit artikel niet bijzonder spreken. Het gezegde geldt evenzeer met betrekking tot de critiek, die van buitenaf op haar wordt uitgebracht. Ook deze critiek mag door ons niet veronachtzaamd worden. Wij moeten daar onze winst mede doen. Vooral nu onze Universiteit zich gestadig uitbreidt en steeds weer nieuwe krachtesn aan haar verbonden worden, hebben wij alle aanleiding rekening te houden met critiek, die hier en ginds soms aan het woord komt. De mogelijkheid van fouten te begaan en in een of ander opzicht ontrouw te worden aan

eigen ideaal en pretenties, doet zich immers bij de uitzetting van den arbeid in toenemende mate voor. Ook wanneer die critiek soms onaangenaam mocht zijn, zullen wij toch goed doen haar niet eenvoudig naast ons neer te leggen. Het is haast altijd zo, dat, hoe door en door onjuist een bepaalde critiek soms kan zijn, er toch een kern van waarheid in opgesloten ligt. Wij zullen niet nalaten daarmede tot ons zelf in te keren. Wij zullen er door genoopt worden tot zelfherziening. Dit alles moet vooropgezet worden, nu ik er aan den anderen kant op wil wijzen, dat niet alle critiek geoorloofd en aanvaardbaar geacht kan worden. Er is een critiek, die wij moeten afwijzen en die wij het volste recht hebben te verwerpen. Dit mag wel niet gebeuren in hooggevoelendheid en wij zrdlen daarom, gelijk gezegd werd, ook onbillijke critiek nooit zonder meer over ons heen laten gaan. Maar het mag toch geschieden met niet geringere beslistheid. Aan dergelijke critiek staat onze Universiteit van tijd tot tijd bloot. Er zijn blijkbaar sommigen, die er hun lust in vinden om naar fouten bij haar te zoeken. Hoe meer gebreken in bepaalde opzichten zij' kunnen constateren, des te groter vermaak scheppen zij daarin. Zij aarzelen niet te spreken van een hellend vlak, waarlangs onze Universiteit zich zou bewegen van de trouw aan haar beproefde beginselen vandaan naar beneden. Zij zijn er direct bij om vast te stellen, dat de toestand vergeleken bij wat die in den eersten tijd van haar stichting is geweest, aanmerkelijk verslechterd zou zijn en op afzakking zou wijzen. Anderen weer achten het oorbaar te beweren, dat men aan onze Universiteit in een of ander opzicht met den hogen eis van wetenschappelijkheid zou marchanderen. Eerst hebben zij niet verzuimd te prijzen hetgeen ondernomen werd, maar daarna, wellicht gedreven door bepaalde persoonlijke motieven, die niet voor allen, mogelijk ook voor henzelf niet doorzichtig zijn, g3an zij captie maken op de zie slot op pag. 1974

1973

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1949

VU-Blad | 109 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1949 - pagina 25

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1949

VU-Blad | 109 Pagina's