GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1950 - pagina 127

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1950 - pagina 127

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

STUDENT en maatschappij' door Prof. Dr P. J. Verdam (I. De student komt uit de

De maatschappij in haar verhouding tot het universitaire leven staat tegenwoordig in het brandpunt van de belangstelling. Meestal is het liet onderwerp 'Universiteit en Maatschappij' dat de zaak aan de orde stelt, en daar heet het vraagstuk 'Student en Maatschappij' dan in 'opgesloten te liggen. Sinds Kruyt met zijn 'Hogeschool en Maatschappij', diep onder de indruk van de in Amerika bewonderde ontwikkeling, in 1931 ^ de zaak krachtig aan de orde heeft gesteld, tot op het vorig jaar verschenen Reorganisatie-rapport der bekende Staatscommissie ^, is een ontwikkeling, die nog niet afgesloten is: in naam der maatschappij werden aan de universiteit talloze eisen gesteld, welke Goudriaan verleidden tot een felle reactie, waarbij hij dit rapport niet zonder overdrijving ziet als eèn 'project, doortrokken van een diep wantrouwen tegen de democratie en tegen de vrijheid' *. De veel voorkomende koppeling van het onderwerp 'student en maatschappij' aan dat van 'universiteit en maatschappij' bergt het gevaar in zich van te vervallen in eenzijdigheden, welke bij dat laatste probleem nog niet zo hinderlijk zijn als bij het eerste. Te veel dreigt men nml. het contact met de maatschappij met name wat de student aangaat te zien met het oog op de toekomstige taak van de student, zijn gaan naar de maatschappij. Weinig hoort men over de universiteit komend uit de maatschappij of van haar verdere verantwoordelijkheid in de maatschappij. Deze inleiding was nodig om U er op voor te bereiden hoe het onderwerp 'Student en Maatschappij' drie zijden heeft; de student komt uit de maatschappij, de student gaat naar de maatschappij, de student staat in de maatschappij. 1. Rrfcraat uitgesproken op de Civitasdag der Vrije Universiteit welke in het kader der lustrumvicring op 1 November 1950 te Lage Yuurscfae werd gehondeii. Hoewel het gesprokene naar opzet en inhoud sterk is ingesteld op de situatie aan de Vrije Universiteit, leek het mij beter met het aanbrengen van slechts enkele onbelangrijke wijzigingen en van enige noten te volstaan. 2..H. H. Kruyti Hogeschool en Maatschappij, 2e druk, Amsterdam 1946. 3. Rapport van de Staatscommissie tot reorganisatie van het Hoger Onderwijs, ingesteld bij Kon. Besl. van 11 April 1946, n r 1, den H a a g , 1949, 4. / . Goudriaan, Productivisme en democratie. Afscheidscollege 1950. Vraagstukken v a n h e d e u en morgen, n r 19, Voorburg, z.j.

maatschappij)

Het eerste punt: de student komt uit de maatschappij. De aankomende student heeft ai een aantal levensjaren achter de rug, die een zeker stempel op hem hebben gedrukt. Met name het milieu waaruit hij voortkomt, speelt daarbij een rol; maar het zijn weer verschillende factoren die het milieu bepalen; finantiële draagkracht, academische opleiding van een der ouders, hogere functie in het maatschappelijk leven (en M'at is dan 'hoger' ?), al zulke en andere factoren spelen een rol. Wil men op dit punt concreet zijn, dan moet men, zoals het Centraal Bureau voor de Statistiek gedaan heeft, de knoop doorhakken. Men onderscheidt daar drie milieu-groepen; de eerste groep omvat; hogere ambtenaren, rechters, advocaten, leraren, artsen, predikanten, notarissen, accountants, directeuren, architecten, hoger administratief en technisch personeel; m.a.w. in het algemeen alle beter gesalarieerde functies en alle academici. Een tweede groep, aangeduid als middelbare beroepen, omvat dan in het algemeen het middelbaar technisch en administratief personeel in burgelijke of overheidsdienst, onderwijzers, kooplieden, zelfstandige landbouwers en een groot aantal vrije beroepen als reiziger, zaakwaarnemer, enz. De zgn. lagere beroepen omvatten dan het lager personeel en alle arbeiders. Er zijn geen exacte gegevens beschikbaar hoe de bevolking der universiteiten vroeger was samengesteld. Maar men zal toch wel niet ver mis zijn als men zegt, dat de. universiteiten in het einde der vorige eeuw hun studenten voor meer dan 70 % uit de eerste groep en voor de rest uit de tweede groep recruteerde. Voor de V. U. zal dat vóór 1900 toch wel even anders gelegen hebben. Over de jongste tijd zijn nauwkeuriger gegevens bekend. Het Centraal Bureau voor de Statistiek, heeft in 1949 een verslag ^ in het licht gegeven v a n de enquête welke in 1947/48 op initiatief van de Nederlandse Studentenraad en de daarbij aangesloten Bond van Vrouwelijke Studentenverenigingen was gehouden onder de studenten. Uit die enquête, die op dit punt aan andere gegevens te controleren is 5. Statistiek van de sociale omstandigheden der studenten — Studiejatr 1947/48, Uitgave Centraal Bureau voor de Statistiek, den Haag, 1949. Verder genoemd; Statistiek 1947/48.

2173

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1950

VU-Blad | 131 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1950 - pagina 127

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1950

VU-Blad | 131 Pagina's