Vrije Universiteitsblad 1951 - pagina 70

gehaald vóór het podium zich vulde met bestuur en genodigden. De leiding der vergadering was ditmaal in handen van Prof. Dr W. H. Gispen. In zijn openingsrede richtte Prof. Gispen eerst een woord van welkom tot Mr G. A. Diepenhorst die als Gedeputeerde den Commissaris der Koningin in Utrecht vertegenwoordigde, tot Wethouder de Nooy, vertegenwoordiger van Burgemeester en Wethouders van Utrecht; tot Ds Pellenboer als vertegenwoordiger van den Garnizoenscommandant van Utrecht; tot Dr Oosterhof als vertegenwoordiger van den Kerkeraad der Christelijke Gereformeerde Kerk te Utrecht; tot de vertegenwoordigers der verschillende Kerkeraden der Gereformeerde Kerken; tot den Senaat van het studentencorps aan de Vrije Universiteit; tot het Bestuur van de Vereniging van Vrouwelijke Studenten aan de Vrije Universiteit; tot enkele leden van de Societas Artis Amantium Universitatis Liberie. Vooraf waren alle aanwezigen verwelkomd. Voor het eerst sinds de bevrijding in 1945 zijn wij weer in Utrecht bijeen. De beide laatste jaarvergaderingen in déze stad vielen in 1940 (de onvergetelijke universiteitsdag onder Dr Colijn) en in 1943 (toen Mr Grosheide, de tegenwoordige presidentdirecteur, voorzitter was. De groei der Universiteit gaat door, al wisselen de personen. Terwijl al de aanwezigen zich van huïi zetels verheffen, worden de overleden hoogleraren Hepp en Sneller herdacht. Daarna memoreert de voorzitter enige feiten, namelijk het aftreden van Prof. Aalders en dat van Prof. Van Haatten, de zeventigste verjaardag van Prof. Wille en het vijfentwintig jarig jvibileum van den pedel, dhr L. W. van Sint Maartensdijk. Ook de opening van de Christelijke Universiteit te Potchefstroom (Zuid-Afrika) wordt gememoreerd. Daarna wijst de voorzitter op den bloei der Universiteit, die als vanzelf tot de vraag brengt: waaraan is deze bloei te danken ? Het antwoord moet luiden: onze Universiteit bloeit door haar groot beginsel en zij heeft haar wortel geslagen in den bodem van Gods Woord, de Heilige Schrift. Maar dan rijst de beangstigende vraag: zal deze lil(»;i blijvend zijn en wel in dezen zin: is die bloei gezond 't Is hij bloei van het leven? Het antwoord oj) (icze vraag raakt allei-eerst ons ieder persoonlijk, onze g(-loofsgemeenschap met den Here Jezus. De toekomst der Vrije Universiteit is gewaarborgd doordat en in zoverre zij wil blijven staan op haar grondslag. De grondslag van de Heilige Schrift waarborgt tevens de vrijheid. Een bepaalde visie van iemand moet telkens weer aan dien grondslag worden getoetst, hij kan haar niet bindend opleggen aan anderen. Maar tegenwoordig dreigt als grootste gevaar, dat wij de basis te smal willen nemen dooi met slechts enkele vage begrippen te werken, en wij zullen moeten waken tegen het maken van de Vrije Universiteit tot een algemeen- protestantse Universiteit. Zij blijve (niet in kerkdijken, maar in confessio223Ü

nelen zin) een Gereformeerde Universiteit, dat wil zeggen: een Universiteit, waaraan ieder, die er aan verbonden is, de Heilige Schrift in haar geheel en in haar delen neemt als 'lamp voor zijn voet'. Alleen bij dit leven van het geloof, bij dit kinderlijk opstaan voor het 'zo spreekt de Here', bij deze verbondenheid aan ons voorgeslacht, is de bloei van onze Universiteit echt. De ware bloei is altijd een zaak van binnenuit. Overeenkomstig de tegenwoordige mode moet ook aandacht aan de jeugd worden geschonken in dit verband. De hoogleraren moeten hun verantwoordelijkheid ten opzichte van de studenten beseffen. God leidt de geslachten. Men moet niet denken, dat aan de tegenwoordige studenten den grondslag der Universiteit niet ter harte gaat. Alleen al uit een discussie, die onlangs gevoerd werd in 'Pharetra', het studentenblad voor de Civitas Academica aan de Vrije Universiteit, is wel anders gebleken. Deze dag is geslaagd, wanneer door wat wij horen en door onze ontmoeting met elkander ons geloof wordt gesterkt.

Het voorstel van den voorzitter om aan H.M. de Koningin, Prins Bernhard en Prinses Wilhelmina telegrammen te zenden, werd met enthousiasme aanvaard. De behandeling van de huishoudelijke zaken, die in een jaarvergadering toch ook de aandacht vragen, nam niet al te veel tijd in beslag. Vaststelling van de presentielijst en het onderzoek der geloofsbrieven van afgevaardigden werden, als gewoonlijk, aan het Bureau overgelaten. Het in het Augustusnummer 1950 opgenomen verslag v ^ de vorige vergaderingen, het nu gepubliceerde Verenigingsverslag en de exploitatierekening over 1950, werden zonder bespreking vastgesteld. Bij de exploitatierekening werd voorlezing gedaan van een brief en rapport van de Commissie van Toezicht op het geldelijk beheer en overeenkomstig het daarin gegeven advies werden Directeuren, met een woord van bijzondcren dank aan den penningmeester, voor hun beheer over 1950 gedechargeerd. De bestuursverkiezing had tot resultaat dat Dr J. Schouten met grote meerderheid als lid van het College van Directeuren werd benoemd. In de Commissie van Toezicht op het geldelijk beheer werd gekozen de heer C. J. van der Maas te Amsterdam. Een teleurstelling was het voor de vergadering dat Dr J. Schouten en Mr J. Terpstra door de zitting van de Tweede Kamer niet ter vergadering aanwezig konden; zijn. De Voorzitter sprak een woord van grote erkentelijkheid voor de wijze waarop Mr J. Terpstra (die thans moest aftreden) vanaf 1936 onafgebroken de functie van Directeur heeft vervuld. Ook aan den heer L. Boomsma, het aftredend lid van de Commissie van Toezicht werd dank gebracht voor zijn arbeid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen