GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1951 - pagina 78

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1951 - pagina 78

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een kostbaar pand Met het opschrift wordt vanzelf de Vrije Universiteit bedoeld. Niet dat men het ook niet op andere voorwerpen of zelfs personen betrekken kan. Ik ben er van overtuigd, dat bij het lezen van het opschrift de eerste gedachte van velen direct een heel andere richting is uitgegaan. Er is veel dat ons een kostbaar pand kan wezen. Maar ik meen, dat deze zegswijze toch ook van de Vrije Universiteit mag gelden. En het zal voor de lezers van ons blad stellig niet nodig zijn de juistheid van dit oordeel nog eens opzettelijk aan te tonen. Allen zijn wij er van doordrongen, in de Vrije Universiteit met een kostbaar pand van doen te hebben. Hoe ik erloe kom boven mijn artikel deze betiteling te zetten? Het was bij de voorbereiding voor het schrijven van mijn geregelde bijdrage. Allerlei onderwerpen, die de volle belangstelling verdienen en waarover het een en ander op te merken zou zijn, gingen aan mijn geest voorbij. En het viel mij op, dat zij van zo tegengestelden aard waren en dienovereenkomstig ook tegengestelde gewaarwordingen wakker riepen. Ik dacht aan de in Utrecht gehouden jaarvergadering van de Vereniging voor Hoger Onderwijs op Gereformeerden grondslag en tegelijk aan de persstem, die naar aanleiding daarvan in het vorige nummer van ons blad opgenomen stond. Het is voor mij niet gemakkelijk het door die stem gezegde met eigen woorden te herhalen. Wellicht herinnert men er zich nog iets van. Het was uiterst vleiend, een woord kennelijk uit overvloed van dankbaarheid geschreven, maar dat tegelijk verwachtingen opwekte, die door gebrekkige christenen van deze wereld niet te vervullen zijn. Tegenover die loftaal was er echter meteen iets anders. Ik hoorde klanken vlakbij, die op critischen toon vroegen, waar het met de Gereformeerden toch heen moest. Zij lieten er geen twijfel aan over, dat het helemaal niet goed loopt en dat herziening van het Gereformeerde leven op tal van punten eis is. En natuurlijk, indien één zich dat voor gezegd moet houden, dan is het de Vrije Universiteit, die aan den bouw van dat leven niet weinig bijgedragen heeft. Ik dacht aan de steeds nog voortgaande uitbreiding van onze Universiteit. Het is voor menigeen haast niet meer bij te houden. Welk een groei binnen een luttel aantal jaren in

Vrije

Universiteitsblad

het corps der hoogleraren en andere docenten. Maar dan is er direct ook weer de critische vraag, die uit de oratie bij de overdracht van het rectoraat werd opgevangen, of wij niet gevaar lopen boven onzen stand te leven. Kunnen wij, principieel beschouwd, en zo willen wij immers heel het leven bekijken in gebondenheid aan het Woord van God, deze uitbreiding wel aan ?, Ik dacht aan de toename van onze buitenlandse contacten en aan den praehtigen September cursus, die zoveel studenten uit de omliggende landen naar Amsterdam trok om te luisteren naar wat de Vrije Universiteit te zeggen heeft. De perspectieven, die zich in dit opzicht langzamerhand openen, rijken wijd. Maar dan roept ineens het tijdschrift, dat wij sedert korten tijd mogen bezitten, mijn aandacht tot zich. Dat wil immers eveneens onze medestanders in het buitenland van dienst zijn. Onlangs zag weer een aflevering, de derde van den jaargang, het licht. Maar hoeveel moeite geeft het dit regelmatig gevuld te krijgen! Zou het wel levensvatbaarheid bezitten? Ik dacht aan de schare van studenten,' die zich ook dit jaar voor het eerst heeft laten inschrijven, en aan de stijgende lijn in het aantal van onze leerlingen. Deze werkelijkheid houdt een rijke belofte in voor de toekomst, in allerlei opzicht en op veel terreinen des levens. Maar dan dringt tot mij door de ernstige klacht, dat er bij een niet gering deel der afgestudeerden zo weinig warmte aangetroffen wordt voor hun Alma mater. Het schijnt meermalen voor te komen, dat zij zich van de christelijke actie en zelfs van het lidmaatschap der Vereniging, die hun en onze Universiteit onderhoudt, geheel afzijdig houden. Over al de genoemde verschijnselen zou veel te, zeggen zijn. Ik vind er stof in voor meer dan één artikel. Maar ik behoef er niet aan te denken dit werk te beginnen. Reeds het gebrek aan ruimte zou zulks beletten. Het was toen, dat zich bij mij naar voren drong dat woord: een kostbaar pand. Dit woord zegt, dunkt mij, genoeg. Het spreekt van wat ons werd toevertrouwd. Het behoort ons eigenlijk niet toe. Wij hebben er niets over te zeggen. Het is een gave Gods. Het spreekt ook van onze verantwoordelijkheid en van onze dure roeping. Met dat pand hebben wij te werken. Het vraagt onze zorg en onze toewijding. Een kostbaar pand! Zo geldt het voor ieder onzer persoonlijk, die, op welke wijze ook, met de Vrije Universiteit een zekeren band heeft. D.N.

verschijnt eenmaal per maand

Orgaan van de Vereniging voor Hoger Onderwijs op Gereformeerden grondslag 2238

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1951

VU-Blad | 92 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1951 - pagina 78

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1951

VU-Blad | 92 Pagina's