Vrije Universiteitsblad 1967 - pagina 5

niet moeilijk hierin de bedoeling te ontdekken om door het middel der verkiezingen en door het daarbij inschakelen van de organen der landelijke organisatie het besef van medeverantwoordelijkheid onder de vrienden der Vrije Universiteit in den land te versterken. Ter uitvoering van deze bepaling heeft het bestuur In eerste aanleg aan alle zestien provinciale comité's verzocht elk een lijst van tenminste zes personen op te maken, die, naar het oordeel van het comité, voor candidaatstelling in aanmerking zouden komen. Vervolgens hebben de heren ir. C. A. Doets, secretaris van het bestuur en tevens voorzitter van de commissie voor de landelijke organisatie (in art. 15 van het reglement aangeduid als propagandacommissie} en P. Faber, secretaris van laatstgenoemde commissie, alle provinciale comité's bezocht om namens het bestuur het statutair voorgeschreven overleg te plegen omtrent de samenstelling van het tweetal voor het betreffende ressort. Bij deze bezoeken, waarvan ik zelf ook een aantal heb kunnen meemaken, werd volledig begrip gevonden voor de aan de Raad toegedachte functie en taak en voor de daaruit voortvloeiende eisen, waaraan de candidaten zouden moeten voldoen. De procedure is thans zover gevorderd, dat voor alle provinciale ressorten .de tweetallen, met instemming van de personen wier namen daarop voorkomen, zijn gevormd. Het ligt nu in de bedoeling in het begin van 1967 in elk ressort een schriftelijke stemming te doen plaatshebben ter verkiezing, van een lid van de Raad uit het door het Provinciaal Comité opgemaakte tweetal. Nadat op deze wijze zestien leden zullen zijn gekozen, zullen de negen ,,overige leden" door het bestuur worden aangewezen. Volgens de statuten moet dit nl. de eerste maal door het bestuur geschieden, terwijl, bij latere vacatures in deze groep van leden, de verkiezing moet geschieden door de Algemene Vergadering en wel op voordracht van het bestuur. Dat de aanwijzing van deze ,,overige- leden" voor de eerste maal door het bestuur geschiedt, biedt het voordeel, dat daarbij zo nodig nog rekening gehouden kan worden met de, door de statuten verlangde, evenwichtige verhouding der onderscheiden eisen van deskundigheid en ervaring. Op grond van deze stand van zaken mag verwacht worden, dat het mogelijk zal zijn de Raad van Bijstand voor de eerste maal bijeen te roepen vóór de eerstvolgende jaarvergadering, die op 22 juni 1967 in Amsterdam zal worden gehouden. Ongetwijfeld zal het wel enige tijd duren voor dit nieuwe orgaan in de structuur der vereniging zodanig zal functioneren, dat de vermeerderde stuwkracht, die ervan verwacht wordt, zich in het leven van Vereniging en Universiteit duidelijk zal manifesteren. Niettemin, met deze verwachting wil het bestuur de instelling van de Raad van Bijstand gaarne tegemoetzien. De bemoedigende ervaringen die tijdens de voorbereiding van deze instelling en bij het daartoe geoefende contact met de vrienden der universiteit in den lande, werden opgedaan, geven reeds nu reden tot het vertrouwen dat deze verwachting niet zal worden beschaamd.

G. J. Sizoo.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen