GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1970 - pagina 75

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1970 - pagina 75

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

d.w.z. de interne structuur van universiteit in orde zijn. De

de

universiteit

Zonder ook maar iets af te doen aan de invloed die de studentenacties op de loop der gebeurtenissen hebben gehad, mag men de universitaire problematiek naar mijn stellige overtuiging niet afdoen als een conflict tussen ,,de" studenten enerzijds en ,,de" autoriteiten, wie dat dan ook mogen zijn, anderzijds. Uit de veelheid van problemen die hier een rol spelen noem ik er enkele van bestuurlijke aard. Allereerst de explosieve groei: in maart van dit jaar werd de 8000ste student aan de V.U. ingeschreven (het aantal van 5000 studenten werd in februari I9Ó6 bereikt). Hoewel de personele en materiële voorzieningen deze groei hier en daar niet hebben kunnen bijhouden, heeft de gehele organisatie in korte tijd een grote uitbreiding ondergaan. De problemen en spanningen die zich in iedere snel groeiende organisatie voordoen, zijn ook aan de universiteit niet voorbijgegaan. Het besturen van een grote en gecompliceerde organisatie door mensen die dit in meerderheid als nevenfunctie doen, is een onmogelijkheid geworden. De organisatie eist nu eenmaal dat de verantwoordelijke leiding doorlopend bereikbaar of ter plaatse is. Dit verschijnsel is niet alleen aan de universiteiten waarneembaar, maar krijgt daar wel een extra accent, door de aard en gecompliceerdheid van deze instellingen. Een derde zeer algemeen verschijnsel is, dat de participanten in een organisatie meer en meer zelf (mede) de koers willen bepalen. Dit is een in wezen gezonde ontwikkeling, mits •— en dat moet er bepaald wel bij worden gezegd — deze wil voortvloeit uit een zich betrokken voelen bij de organisatie, en mits men de verantwoordelijkheid die hieraan is verbonden, kan en wil aanvaarden.

Deze en andere factoren maken een herstructurering van het bestuur van de Vrije Universiteit op korte termijn noodzakelijk. Daarbij dienen in grote lijnen de volgende eisen te worden gesteld. De universiteit behoort een eigen bestuur te krijgen, d.w.z. een bestuur dat — nog geheel afgezien van de

vorm — niet meer automatisch identiek is aan dat van de Vereniging. Men behoeft daarbij niet in het andere uiterste te vervallen en aan bestuursleden van de Vereniging het zitting nemen in een van de bestuurslichamen van de universiteit te ontzeggen; het thans bestaande automatisme dient echter te vervallen. Dit eigen bestuur dient enerzijds voldoende bestuurskracht te kunnen opbrengen, en anderzijds op democratische wijze te zijn samengesteld. Sommigen zullen hierin wellicht een tegenstrijdigheid zien, maar dat behoeft niet. Een constructie die aan beide eisen recht doet wedervaren, zou er als volgt uit kunnen zien. Een gekozen universiteitsraad als hoogste beleidsbepalend orgaan met daaronder een college van bestuur dat geheel of in hoofdzaak uit beroepsbestuurders bestaat, en dat aan de universiteitsraad verantwoording schuldig is. In deze universiteitsraad dient een voldoende inbreng te worden verzekerd van de geledingen binnen de universiteit (hoogleraren en lectoren, wetenschappelijk medewerkers, technische en administratieve staf en studenten), op een evenwichtige wijze verdeeld over de verschillende werkeenheden, en tevens een inbreng van de Vereniging. In deze conceptie houdt de universiteitsraad zich met de grote lijnen bezig. Het college van bestuur dient over een ruim taakgebied te beschikken, teneinde het dagelijks bestuur van de universiteit op de juiste wijze te kunnen uitvoeren.

Alvorens de rol van de Vereniging in een dergelijke nieuwe opzet te behandelen, eerst nog een tweetal opmerkingen over de veel ge- en misbruikte term ,,democratisering". Wanneer men spreekt over de democratisering van de universitaire structuur, dan dient men zich te realiseren, dat het accent voor de meeste participanten zal vallen op de eigen werksituatie. Een benadering ,,van onderop" (van vakgroep via (sub)faculteit naar het topniveau) verdient derhalve de voorkeur. In het bestek van dit artikel dienen wij ons echter tot het topniveau te beperken. Een tweede opmerking betreft de aan de V.U. in het afgelopen jaar gevolgde procedure bij de herstructurering. Vooruitlopend op de definitieve structuren zijn in vele faculteiten en subfaculteiten experimentele bestuursstructuren ingevoerd.

Voor wat de universitaire structuur betreft, zijn de besprekingen gevoerd in de stuurgroep, waarin naast vertegenwoordigers van de hierboven genoemde geledingen, ook vertegenwoordigers van de colleges van directeuren en curatoren zitting hebben. De stuurgroep heeft thans het resultaat van haar besprekingen samengevat in een brochure, waarin een drietal modellen voor het universitaire bestuur zijn uitgewerkt. Door middel van een schriftelijke enquête worden deze modellen aan alle leden van de universitaire gemeenschap voorgelegd. Op deze wijze is getracht, de oordeelsvorming zo goed mogelijk vanuit de gehele universiteit te laten voortkomen.

De verhouding Vereniging

tussen universiteit

en

In dit verband moge achtereenvolgens worden gewezen op: 1, Het vermogensrechtelijk

aspect

De Vereniging is constituerend orgaan en — om het wat populair uit te drukken — eigenaresse van de universiteit. De gebouwen en inventaris zijn haar eigendom, het jaarverslag dat de lotgevallen van de universiteit beschrijft, is haar jaarverslag, de financiële jaarstukken waaruit de exploitatie van de universiteit blijkt, zijn de jaarstukken van de Vereniging. Tot 1947 bekostigde de Vereniging de universiteit volledig. Vanaf dat jaar werden de uitgaven van de universiteit gedeeltelijk door de overheid gesubsidieerd; thans tot 9 8 , 5 % ; straks voor de volle 100% waarover zo aanstonds meer. In het kader van de herstructurering komt de vraag op of de universiteit een afzonderlijke rechtspersoon moet worden, b.v. in de vorm van een stichting. In verschillende discussies is deze vraag — uiteraard — gesteld, maar nog niet beantwoord. Zij is meer van praktische dan van principiële betekenis. Niettemin dient om meer dan een reden met enige voorzichtigheid met dit probleem te worden omgesprongen. Om te beginnen moeten alle technischjuridische aspecten grondig worden bekeken, waartoe tot dusver nog geen gelegenheid is geweest. Voorts mag het eventueel verkrijgen van een eigen rechtspersoonlijkheid door de universiteit nooit de suggestie wekken van een ,,loskoppelen" van universiteit en Vereniging, laat staan daar in feite toe leiden. Het tegen-

9

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

VU-Blad | 187 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1970 - pagina 75

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

VU-Blad | 187 Pagina's