GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1970 - pagina 172

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1970 - pagina 172

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

vier jaar geleden rapporteerde een ministeriële commissie, waarvan wijlen prof. Waterink deel uitmaakte, over de wenselijkheid van bestudering van de problematiek der lichamelijke opvoeding op universitair niveau. Het was Waterink, overtuigd van de noodzaak van zo'n studierichting, die zich ervoor beijverde dat de VU op dit terrein voorop zou gaan. Dat resulteerde in 1963 in een benoeming tot lector van dr. C. C. F. Gordijn, destijds rector aan de Christelijke Academie voor Lichamelijke Opvoeding. Directeuren van de VU maakten gebruik van de wettelijke mogelijkheid naast de vier traditionele studierichtingen binnen opvoedkunde een zogenaamde vrije studierichting in te stellen en gaven Gordijn opdracht deze richting te vullen met de „leer van het menselijk zich bewegen". De nieuwe afdeling, lange tijd met slechts één bemanningslid, groeide tegen de verdrukking in. Een gestage toeloop van belangstellende studenten, meestal reeds praktizerende gymnastiekleraren, kwam op gang. Dikwijls deed én doet het geheel denken aan de situatie van baron van Münchhausen, die zichzelf aan eigen haren omhoog trok. Echter ondanks de bijzondere moeilijkheden, met name het ontbreken van een wetenschappelijke traditie en de zeer gelimiteerde personele en materiële mogelijkheden, begint het wat te worden. Het lectoraat werd in 1969 een professoraat. De eerste afgestudeerden zijn er. De afdeling heeft nu een bemanning van vier koppen. Een vijftal studenten bevindt zich momenteel in de doctoraal-fase van deze afstudeerrichting, terwijl er ongeveer vijftien ,,gymnastiekers" in de lagere studiejaren staan ingeschreven. Waar gaat het in die ,,leer van het menselijk zich bewegen" eigenlijk om? Wat wordt er bestudeerd en wat is het maatschappelijk belang ervan? Het gaat ons om bewegende mensen. Dat wij ons kunnen bewegen en het ook daadwerkelijk doen is een grondgegeven in ons bestaan, waarvan de consequenties pas duidelijk naar voren komen wanneer er een tekort of een getroffen zijn is waardoor dit grondgegeven geheel of ge1 O

VU-BLAD

deeltelijk is aangetast. We bewegen ons in allerlei situaties en met uiteenlopende bedoeling. W e werken, spelen en dansen. De typische vorm van ons bewegingsgedrag is niet vanzelf gegeven. Naar aanleg zijn er vele mogelijkheden, maar de specifieke vorm van bewegen die door ieder individu per situatie gemanifesteerd wordt is een geleerde vorm. Dat leren van bewegen gaat voor een deel vanzelf, al doende, voor een ander deel is. er deskundige hulp, onderwijs, nodig. Dan is er sprake van bewegingsonderwijs.

Het gaat ons in eerste instantie om vragen op het terrein van onderwijs en vorming. Vandaar dat onze afdeling binnen opvoedkunde functioneert. Duidelijk is echter, dat waar het gaat om ons lichamelijk bewegend in de wereld zijn, er meer aspecten aan de zaak zitten dan pedagogische. Het is dan ook om een aanpak van de problemen in team-verband mogelijk te maken, dat plannen om te komen tot een interfacultair instituut voor ,,lichamelijke opvoeding", waarin geneeskunde, psychologie en opvoedkunde samenwerken, momenteel uitgewerkt worden.

In het bewegingsonderwijs wordt dus getracht door methodisch handelen het bewegingsgedrag van de leerlingen te beïnvloeden, te sturen in een bepaalde richting. Vanuit niet kunnen in de richting van kunnen. De lessen bewegingsonderwijs in de school vormen niet de enige situatie waarin door methodisch te werk gaan geprobeerd wordt het bewegingsgedrag van mensen te veranderen. Dat gebeurt ook in bewegingstherapie, revalidatie en sport. Ook daar probeert de bewegingstherapeut of de sportleider opzettelijk invloed uit te oefenen op het bewegingsgedrag van de aan hem toevertrouwde mensen. In bewegingsonderwijs, revalidatie, bewegingstherapie en sport is het de bedoeling van de professionele deskundige (onderwijzer, therapeut, trainer) veranderingen van het bewegingsgedrag in een gewenste richting te bewerkstelligen. Om deze gebeurtenissen gaat het ons. Wij willen trachten langs wetenschappelijke weg inzicht te krijgen in de mogelijkheden en onmogelijkheden om op het bewegen en door het bewegen ,,vormend" (agogisch) te werken. We moeten vaststellen dat tot nu toe op dit terrein weinig echte wetenschap voorhanden is. Tot nu toe gebeurt het vele praktische werk in onderwijs, therapie en sport op basis van uit de praktijk gegroeide theorieën. Onze afdeling wil door wetenschappelijk onderzoek in deze lacune voorzien. De studenten die in onze afdeling afstuderen zullen moeten gaan functioneren in onderzoek naar, begeleiden van en doceren over vormingsprocessen in al die situaties waarin het bewegen als centraal gegeven voorop staat.

Prof. dr. C. C. F. Gordijn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

VU-Blad | 187 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1970 - pagina 172

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

VU-Blad | 187 Pagina's