GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1972 - pagina 306

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1972 - pagina 306

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

magazine

'Het eerst nodige is, dat Hij voortdurend present wordt gevoeld en present wordt gesteld. Rome doet dat om zo te zeggen dagelijks over de hele wereld in de eucharistie. Maarzo wordt de Heer het centrale thema, zo niet het hoofdnummer van een kerkelijke plechtigheid. Bij de gereformeerde gezindte zit Hij tamelijk stevig in belijdenisgeschriften en kerkorde opgesloten, al is er in de prediking een theologische marge, waar Hij wat meer speelruimte heeft. Maar de levende Heer is meer dan een nóg zo orthodox leerstuk over de levende Heer. De voornaamste vraag is dan ook: hoe kunnen wij de levende Christus present stellen? Niet maar theologisch, niet maar confessioneel, niet maar liturgisch, niet maar pastoraal-didactisch, doch hoogst persoonlijk? Het levende Woord spreekt wel door het geschreven Woord, maar

Ere-promotie dr. C. Rijnsdorp aan de VU in 1965

valt daarmee niet samen. De marge tussen het levende Woord en het geschreven Woord is het spanningsveld van de Heilige Geest, Christus in de hemel is het archimedisch punt, van waaruit kerk en wereld moeten worden bewogen. Dit present stellen van de levende Heer is niet een methode, die zich zomaar hanteren laat. Ten diepste stellen niet wij Hem present, maar doet Hij dat zichzelf, via ons. Praktisch vallen er twee zaken uit af te leiden: een kritisch relativisme en een kritische solidariteit.'

Korte en lange baan In die laatste woorden, over kritisch relativisme én kritische solidariteit, klinkt al dóór dat Rijnsdorp - zogezegd - met twee benen wil blijven lopen. Eén been zover mogelijk naar voren gestrekt op weg naar een totale (en tenslotte beloofde!) vernieuwing. En tegelijk het andere been zo goed mogelijk in de pas met de andere christenen en kerken die

een reus-achtig blok van tradities aan het been hebben. Hij noemt het zelf: werken op de lange én de korte baan. 'Omgekeerd wordt het profeteren tegen de vastgelopen kerkelijke situatie een goedkope, vrijblijvende bezigheid, als dit terugschrikt voor het ondankbare, geduld vereisende, christelijke werk van elke dag. Ook hier weer die ambivalentie, die mij essentieel toeschijnt voor de christelijke houding in deze bedeling: een kerk te bezitten als niet bezittende, een ambt te vervullen als niet vervullende, in een situatie te leven als niet daarin levende. Het is zo menselijk de grote lijn uit het oog te verliezen terwilk van de kleine praktijk, of omgekeerd zich aan de voor de hand liggende plichten te onttrekken om zich te verliezen in visies en visioenen.' In een iets andere richting, maar met dezelfde tendens, schrijft de auteur over de spanning bij de jongere generatie, die (voorzover bewust!) verontwaardigd aankijkt tegen het verschijnsel kerkinstituut. Ook hier zoekt Rijnsdorp naar een dubbelspoor: 'Wanneer de legitiem-dramatische conceptie van zonde, verlossing, nieuwe schepping eerst tot een kerkleer is geworden en vervolgens als leer in het centrum van de aandacht is komen te staan, zodat niet het kwaad, maar de ketterij kerkvijand nummer één is geworden, dan voelt de jeugd terecht dat hier decadentie is ingetreden. Maar door de ruimte van zijn horizon verbijsterd, verliest de jongere generatie de onherhaalbare en onvervangbare enkeling uit het oog, de noodzaak van persoonlijke bekering (dat diepst ingrijpende van alle interne drama's), de eis tot oefening in de godsvrucht, de geestelijke hygiëne van het mediteren, het rijpen tot christelijke levenswijsheid, de stille omgang met God.'

Persoonlijk credo Men kan uit dit prachtige boekje blijven citeren. Beter is: het te kopen (na verschijning) en enkele keren te lezen. Ik vind het hartverwarmend wanneer een oudere en ouderwetsgereformeerde man (niet met excuses aan Rijnsdorp, want het is een compliment) het opbrengt om zichzelf op zo'n manier rekenschap te geven van geloof- en kerkbeleving. Het is bovendien een bewijs temeer daarvan, dat 'het kerkelijk vraagstuk' niet te versmallen is tot een zogenaamd generatie-conflict. Het is niet de bedoeling van dit artikel om ook kritisch op het boekje in te gaan. Dat zou m.i. soms wel mogelijk zijn, bijv. naar aanleiding van het geciteerde over de jongere generatie. (Wat zoekt deze bijv. in zó grote getale bij de broedergemeenschap van Taizé, waar retraite en engagement elkaar uitstekend op spanning houden?!) Het is een fijn boek. Er staan goede beschouwingen in over diverse boeken van diverse schrijvers (Kahl, GoUwitzer, Polak e.a.), en over de betekenis van moderne bijbelvertalingen resp. over een film als die van Pasoliö' over het evangelie van Mattheus. 46

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1972

VU-Magazine | 570 Pagina's

VU Magazine 1972 - pagina 306

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1972

VU-Magazine | 570 Pagina's