GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1973 - pagina 195

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1973 - pagina 195

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

den gesteld. Als enige mogelijkheid bleef over: vergroting van het totale geluid-absorberend vermogen van de zaal plus inhoud. In een zaal die maar matig is behandeld met geluidabsorberend materiaal wordt dit vermogen voornamelijk door de kleding van de receptiegangers opgebracht. Een gezelschap in badkostuum, zo vond prof. Plomp in de literatuur, heeft minder dan éénvijfde van het geluidabsorberend vermogen van een volledig gekleed gezelschap. In een 'harde' (zonder absorberend materiaal) zaal zou zo'n schaars geklede receptie funeste gevolgen hebben voor een goede spraakcommunicatie: buiten een afstand van 25 tot 35 centimeter tussen het oor van de luisteraar en de mond van de spreker zou een goed verstaan niet meer mogelijk zijn. 'U ziet welk een onvermoede, sociale functie onze kleding heeft,' zei prof Plomp. Het was echter naar zijn zeggen nu ook weer niet nodig dat receptiegangers uit audiologische motieven nu zouden besluiten in het vervolg tijdens recepties hun jassen en mantels aan te houden. 'Veel liever zou ik willen wijzen op het nut de wanden, maar vooral het plafond van de ruimte met een materiaal te bekleden dat een hoge geluidabsorptie heeft.'

Slechthorenden Een normaal-horende was dus nog juist opgewassen tegen het geroezemoes. Maar wanneer de meerderheid met gezonde oren tot de ontdekking begint te komen dat ze nauwelijks een gesprek meer kan volgen, is de signaal-ruisverhouding voor de meeste slechthorenden vaak al veel te klein. Ook nadat aan slechthorenden een hoortoestel was verstrekt, bleef men klagen dat in situaties met stoorgeluiden het gesproken woord zo slecht kon worden gevolgd. Hier en daar werd beseft, dat het hoortoestel toch niet een remedie is voor elke situatie. Zo'n toestel versterkt immers niet alleen het gewenste, maar ook het ongewenste geluid. Pas de laatste jaren is men aandacht gaan schenken aan de vraag welke signaal-ruisverhouding de slechthorende nodig heeft, om spraak te kunnen verstaan. Bij proefnemingen in het laboratorium bootste prof Plomp eerst de situatie na van iemand die aan één oor slechthorend of doof is. Hij vond daarbij dat, waar iemand met twee normale oren in geroezemoes een gesprek kan volgen op ongeveer 85 centimeter afstand, iemand met één oor dat op slechts 65 centimeter kan. De gehoorscherpte in stilte is niet bepalend voor de verstaan-vaardigheid in geroezemoes. Daarvan kan men zich gemakkelijk overtuigen door de vingers in beide oren te stoppen. 'Uzult ontdekken,' zeï prof Plomp, 'dat deze afsluiting nauwelijks enige invloed heeft op het verstaan van uw gesprekspartner De signaal-ruisverhouding is immers niet veranderd.' Net zo min als het harder of zachter spreken

op de receptie iets uitmaakt, maakt het dus iets uit of men daar verschijnt met de oren 'open' of 'dicht'. De proef met de vingers in de oren was, volgens prof Plomp, ook leerzaam omdat daarmee een zgn. 'geleidingsslechthorendheid' was nagebootst, een kwaal in het middenoor, die weinig hinder veroorzaakt in geroezemoes en waaraan bovendien in veel gevallen iets kan worden gedaan. Voor de 'perceptie-slechthorenden' (perceptie = waarneming) ligt de zaak ongunstiger.

60 centimeter goede afstand voor recepties in kleding

Bij dit type slechthorendheid is de storing niet in het middenoor, maar meestal in het binnenoor, soms in de gehoorzenuw of in een hoger centrum gelokaliseerd. 'Juist zij blijken in ernstige mate door geroezemoes gehinderd te worden,' aldus prof Plomp.

'Ontoelaatbaar' Om te illustreren hoezeer slechthorenden hinder kunnen ondervinden van geroezemoes voerde prof Plomp zijn gehoor opnieuw mee naar een receptie, cocktail-party of feest, waar de signaal-ruisverhouding het de bezoekers nog juist toestaat een gesprek te voeren op een afstand van 60-85 centimeter. Iemand die lijdt aan een lichte graad van slechthorendheid, zal pas op de helft van die afstand iets van het gesprokene kunnen verstaan. Is de slechthorendheid van ernstiger aard, dan kan nogmaals een halvering van de afstand noodzakelijk zijn, zodat in dat geval de slechthorenden pas op een afstand van 15 tot 20 centimeter van de mond van de spreker kan verstaan wat er wordt gezegd; het geroezemoes heeft dan het spraak-verstaan geheel onmogelijk gemaakt. Het gangbare hoortoestel kan, zoals gezegd, geen uitkomst bieden. Prof Plomp: 'Men kan er de signaal-ruisverhouding niet mee verbeteren en daarop komt het aan. Het is triest te moeten constateren hoe beperkt de mogelijk-

magazine

heden van het hoortoestel zijn.' Pas wanneer een hoortoestel van een bruikbare richtingsgevoelige microfoon zou worden voorzien, zou de slechthorende er enige baat bij kurmen hebben. Wanneer zo'n microfoon naar de spreker is gericht, zal het van alle kanten invallende geroezemoes worden verzwakt ten opzichte van de stem die men wil horen: de signaalruisverhouding wordt daardoor verbeterd. Als het hoortoestel geen uitkomst biedt, blijft de slechthorende nog maar één mogelijkheid over om op de gangbare afstand een gesprek te volgen: hij kan zoveel mogelijk profijt proberen te trekken van de bewegingen van de lippen en van de gelaatsuitdrukkingen van de spreker, een techniek die de ene slechthorende beter beheerst dan de andere. Prof Plomp kwam tot de erkenning dat 'we de slechthorende voor het beter horen van spraak in geroezemoes weinig hulp kunnen bieden. 'Hij drong met klem aan, de mogelijkheden die er zijn - vergroting van geluidabsorptie van het plafond en de wanden van de zaal - in de praktijk ook te gebruiken. 'Het is sociaal gesproken ontoelaatbaar, dat men in conversatiezalen van bejaardencentra moet constateren dat aan de akoestiek nauwelijks of geen aandacht is besteed.'

Katernen 2000 Schetsen van ontwikkeling in onze tijd in het perspectief van de toekomst waartoe zij kunnen leiden, onder redactie van Werkgroep 2000. Zojuist verschenen: Toekomst tussen oernevel en directiekamer 1973/1 Toekomstvisies ontstaan niet vanzelf en gaan ook niet vanzelf in vervulling. Interpretaties en machtsverhoudingen spelen mee. Maar hoever? Bestel eens één exemplaar, ter kennismaking door storting van f 2,50 op giro 1308949 t.n.v. afd. Periodieken WoltersNoordhoff bv Groningen.

H.D.Tjeenk Willink Groningen 1452373 35

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's

VU Magazine 1973 - pagina 195

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's