GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1975 - pagina 53

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1975 - pagina 53

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

duiding van deze Jezus gegeven werd door de leerlingen na zijn dood en dat van deze eerste duidingen de schrift als het ware de neerslag is. Waarom - omdat wij zonder deze schrift niets van Jezus zouden weten en omdat we in de schrift minstens de echo hebben dat Jezus er inderdaad is geweest - is de schrift in afgeleide zin canoniek. Maar dat zijn dan verschillende perspectieven van Jezus die de schrift overstijgt. Dat wil dus zeggen: de schrift heeft niet het laatste woord over Jezus gezegd. Anders zou er geen kerkgeschiedenis geweest zijn, of zouden we alleen maar herhaald hebben wat in de schrift staat. Nu, dat doet niemand, noch rechts, noch links, noch het midden'. Prof. Veenhof: 'Zou het zo kunnen worden gezegd dat nieuwe visies geïnspireerd worden door een hernieuwde bezinning op de bron?' Prof. Schillebeeckx: 'Daarom kunnen we de bijbel nooit missen. Hier hebben we de weerspiegeling van het eerste christelijke leven in de wereld. Door her-bronning èn door te luisteren naar onze wereld nu, gaan we pas beter beluisteren wie Jezus geweest is'. Prof. Kuitert's laatste woord in het 'officiële gedeelte' van de bijeenkomst ging over de vraag: hoe ziet het heil eruit en wat houdt het heil in, dat Jezus ons vandaag bieden kan: 'Vanuit de kerkelijke traditie zijn we gewend de betekenis van Jezus te plaatsen aan de overzijde van het graf. De hele twee-rijken leer bijvoorbeeld is erop gebaseerd, dat Jezus in onze aardse verhoudingen niet zo'n grote rol, of geen rol speelt. Dat wil in de traditionele terminologie zeggen: bij het in de hemel komen. Hoe kun je - en dat lijkt me een omslag in de ervaringen - de betekenis van Jezus voor het heden, voor nu, voor waar we mee bezig zijn, voor de opbouw van onze wereld, of de afbraak misschien (God mag het weten), hoe kun je op één of andere manier duidelijk maken, dat wat Jezus zei en deed op de manier zoals naar voren wordt

gebracht in het boek van Schillebeeckx, relevant is voor en de weg wijst naar hoe wij vandaag moeten zijn, wat wij vandaag moeten doen, hoe je mens moet zijn en hoe je andere mensen tot menselijkheid kunt helpen. Het kan niet anders worden doorverteld dan via de praxis van de kerk, wil je niet op een totale manier de universele betekenis van Jezus opnieuw te grabbel gooien, wat we al vaker hebben gedaan'.

Wat doen ze aan de VU? Tot de eigenaardigheden van het universitaire bedrijf behoort van oudsher het ontbreken van de wetenschap wat iedereen nu precies uitvoert. 'Het lijkt de enige tak van wetenschap, waarvan de beoefening schroomvallig geschiedt of achterwege bleef uit vrees voor onverantwoord gebruikvan de verworven kennis,'meende VU-magazine juni '74. Voor wat betreft de Vrije Universiteit, is daarin deze maand verandering gekomen door de publikatie van een geschrift 'Overzicht van Onderzoekprojecten 1974 VU', waarin een poging wordt ondernomen duidelijk te maken wat de wetenschappers onderzoeken in de tijd die overblijft na onderwijs en beoefening van democratie. Slechts wie de universiteit van binnen kent, zal de eerbied kunnen opbrengen, die de makers van het geschrift dr. G. D. Thijs en dr. P. van den Akker toekomt, want het is geen peuleschil om van wetenschappers een helder antwoord te krijgen op de vraag wat ze doen, waarom, hoe lang het duurt, enzovoorts. Reeds in zijn studententijd ontwikkelde de wetenschapper het vermogen om rond zijn bezigheden een nevel te hangen, die hem/ haar vrijwaarde voor ongewenste bemoeizucht. Men krijgt de indruk dat hij daarmee

later doorgaat, wanneer hij bij de universiteit in dienst treedt. Buitenstaanders hebben soms de indruk dat universiteiten geheimzinnig doen over wat binnen hun muren wordt onderzocht. Deze indruk is onjuist. Binnen de universiteit weet men het zelf niet. Reeds in 1896, toen de Vrije Universiteit slechts vijf hoogleraren telde, vertelde rector-magnificus Abraham Kuyper dat zij van elkaar niet 'met enige doeltreffende zekerheid weten kunnen' wat zij deden. En daarmee bedoelde hij geen misstand te signaleren; het verhaal was bedoeld om de leden van de VU-vereniging aan het verstand te brengen dat zij er dan uiteraard helemaal niet aan te pas kwamen. De Algemene Rekenkamer klaagde enkele jaren geleden nog dat de universiteiten zo karig waren in het verstrekken van gegevens over wat ze uitvoerden. Ook de nota-Trip, zojuist verschenen, signaleert 'het niet of onvoldoende bekend zijn van de aan de gang zijnde onderzoeksprojecten binnen de universiteiten en hogescholen'. 'Veel van wat er op het gebied van de wetenschapsbeoefening plaatsvind, onttrekt zich aan de publieke waarneming,' zo stelde de nota vast. Bepleit worden in de nota 'Publikaties bij alle wetenschappelijke instellingen, waarin niet alleen zijn opgenomen overzichten van alle aan de gang zijnde onderzoeken, maar bij voorkeur ook van voorgenomen onderzoekprojecten'. Het eerste deel van de wens van de minister was de VU al druk aan te vervullen, toen de nota uitkwam. Het thans verschenen boekje bevat een inleiding van dr. P. Knijper (voorzitter Universiteitsraad) en dr. K. van Nes (voorzitter College van Bestuur), waarin gewaagd wordt van een 'eerste poging het onderzoek aan de VU in kaart te brengen'. 'Het heeft niet de pretentie dat het een in alle opzichten evenwichtig beeld biedt van de werkelijkheid. Wij hopen met dit boekje de communicatie tussen onderzoekers te bevorderen, een bijdrage te leveren in de discussie over onderzoekbeleid en aan alle belangstellenden, ook buiten de universiteit, een blik te bieden op de onderzoekactiviteiten aan de VU.' De gegevens werden middels een schriftelijke enquête verzameld door het Bureau Planning. In een begeleidend stuk werd er april vorig jaar op gewezen dat de VU een achterstand heeft ten opzichte van andere universiteiten wat betreft genot van de zgn. 'tweede geldstroom'. Het percentage VUmedewerkers dat in dienst is van Z.W.O. of verwante instellingen bedroeg eind '70 6 en was eind '72 teruggelopen tot 4.8. Het aandeel van de VU aan het studentenbestand in Nederland loopt echter omhoog. Eind '70 was dat 8.7% en eind '72 9.46%. Gesteld werd 'Om in te kunnen spelen op en eventueel tegenstuur te kunnen geven aan landelijke ontwikkelingen op het gebied van het wetenschappelijk onderzoek, is het gewenst dat de universiteit als geheel zich beraadt over het te voeren onderzoekbeleid'. 7

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1975 - pagina 53

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

VU-Magazine | 484 Pagina's