GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 366

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 366

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wl magazine 12

Door ideologie behoeft cliënt niet zelf zijn behoeften uit te spreken

zijn niet gelijk. Mevrouw Hageman zocht de verklaring daarvoor onder meer in de richting waarin de hulpverlening zich heeft ontwikkeld. Ze wees daarbij vooral op twee verschijnselen. Het eerste noemde ze ,,de ideologie van de hulpverlening". Daarmee werd bedoeld dat iedereen (cliënten en hulpverleners incluis) het er over eens is, dat hulpverlenen een goede en juiste zaak IS. Er zal weinig behoefte bestaan zo'n ideologie tegen te spreken. Ze vervult ook een reële functie; zonder de overtuiging dat hulpverlenen goed is, zou tussen cliënten en hulpverleners maar moeizaam contact ontstaan. In het proefschrift werd echter aandacht gevraagd voor een aantal keerzijden. De ideologie van de hulpverlening werd erin beschreven als een soort mantel der liefde waar veel onder kan. Cliënten, die haar net zo goed als de hulpverleners aanhangen, lijken zich door de heersende ideologie „niet bewust te zijn van hun recht om problemen en behoeften zelf te definiëren; ook zij ervaren de hulpverlening, in welke vorm dan ook, als juist omdat het zo behoort. Cliënten, die tegen anderen zullen zeggen dal zij niet goed zijn geholpen, zullen dit zelden aan de hulpverleners zelf mededelen". Voor het hulpverleningssysteem heeft deze ideologie nog extra betekenis: eventuele aanvallen kunnen altijd worden afgeslagen met: ,,De mensen moeten toch geholpen worden". Beoordeling door anderen dan de hulpverlener zelf wordt er moeilijk door. Bovendien wekt een ideologie de indruk alsof de belangen van de verschillende groepen samenvallen, en al kun je van de hulpverlening niet direct zeggen dat er van bevoorrechten en benadeelden sprake is, toch .,weei men dat een zekere mate van bevoorrechting aanwezig is voor zover het de rechten en plichten van de hulpverleners tegenover die van de cliënten betreft en tevens voor zover het de keuzemogelijkheden betreft in middelen om de eigen autonomie te handhaven en de mogelijkheden om de eigen rol te bepalen".

Professie De tweede ontwikkeling in de hulpverlening die. bezien vanuit het standpunt van de cliënt, ongunstige kanten had, was de professionalisering van de hulpverlening. Daar-

mee werd het streven bedoeld, om de hulpverlening op deskundigheid te baseren in plaats van op vrijwilligheid of liefdadigheid. Er ontstond een structuur met eigen voorschriften en gewoonten over honorering, status en bekwaamheid, plus een netwerk van voorzieningen. Ongetwijfeld lagen er goede bedoelingen ten grondslag aan de professionalisering van de hulpverlening, maar dat nam niet weg dat ze de relatie tussen cliënt en hulpverlener scheef trok. Zo zal bij voorbeeld een hulpverlener die met een cliënt in contlict raakt, zich op zijn deskundigheid beroepen; zijn deskundigheid levert hem de strategie om een cliënt in te passen in de gebruikelijke gang van zaken en stelt hem in staat de rol van de cliënt tijdens de hulpverlening te beperken. Bovendien betekende professionalisering tevens, dat de hulpverlener, net als bij voorbeeld de medicus, beoefenaar is van een zelfstandig beroep. ,,Het is vooral de autonomie van de hulp verlener die bepalend is voor zijn positie ten opzichte van de cliënt", zo schreef mevrouw Hageman.,, De discussie lus.s'en vooren tegenstanders van het medisch of sociaal model in de hulpverlening gaat mijns inziens

voorbij aan dit kenmerk van de professionele hulpverlening in hel algemeen. De relatie tot de cliënt wordt niet bepaald doordat men arts of maatschappelijk werker is, maar wordt bepaald door de male waarin de hulpverlener meent autonoom (zelfstandig) te moeten zijn, dat wil zeggen: zijn cliënt buiten overleg- en beslissingsprocedures te moeten houden. Samenvattend is professionaU.sering van de hulpverlening in zoverre voor de cliënt nadelig, dat hij hierdoor wordt verhinderd de hulpverlener onder druk te zetten om aan zijn eigen eisen te voldoen, omdat de hulpverlener de cliënt bij wijze van spreken niet nodig heeft".

Doelstellingen De plaats die de cliënt innam in de hulpverlening was nu niet bepaald gelijkwaardig te noemen aan die van de hulpverlener, zoveel was wel duidelijk uit het (uit de theorie opgebouwde) beloog van mevrouw Hageman. Het eigenlijke onderzoek dat zij verrichtte vond plaats in drie (Amsterdamse) instellingen voor geestelijke volksgezondheid: het Crisiscentrum bij het Wilhelmina Gasthuis (mevrouw Hageman was een aantal jaren

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 366

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's