GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1979 - pagina 330

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1979 - pagina 330

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

geen afscheid van hun oude, uit model gezakte schoenen nadat de reparateur hoofdschuddend heeft vastgesteld dat er nu echt niets meer aan te repareren viel. Eens lagen de schoenen als nieuwe vreemde voorwerpen voor hen in de schoenwinkel. „Zal ik daaraan wel wennen?" Later moet een huisgenoot dezelfde schoenen opopvallend in het vuilnisvat deponeren omdat de drager te zeer aan de voorwerpen gehecht is geraakt om ze zelf op te ruimen. Klachten over 'n kunstgebit hebben dan ook niet zelden te maken met psychische problemen. Door in zijn onderzoek vragen te verstoppen die te maken hadden met psychische labiliteit (hebt u vaak hoofdpijn? Bent u vaak moe, zonder dat u weet /vaarom? Gaat het in het leven, zoals het zou moeten gaan?) kon tandarts Kalk vaststellen dat veel kunstgebitklachten samenvielen met andere problemen van psychische aard. Het probleem is dan nog niet opgelost, maar hoogst onwaarschijnlijk is wel dat het probleem opgelost zou kunnen worden door technisch nog wat aan de prothese te prutsen. Een gewenningstherapie is in zo'n geval een antwoord maar die heeft ook de tandarts niet in de winkel. Vandaar dat de subfaculteit Tandheelkunde van de VU - zoals tandarts Kalk het uitdrukt een huwelijk heeft gesloten met VU-psychologen (Copromotor van drs Kalk is prof. Wijngaarden). Het is een huwelijk „op lokatie", want tandartsen en psychologen zijn op het VU-complex onderge-

bracht in hetzelfde (nood)gebouw. (Ook op ander gebied, bestrijding van vrees voor tandartsbezoeken, is er sprake van innige samenwerking). Gedacht wordt zelfs aan het middel hypnose voor mensen die essentiële aanpassingsmoeilijkheden hebben met hun kunstgebit. In de V.S. zijn daarmee al successen geboekt. De nauwe samenhang tussen psychische problemen en moeilijkheden met het kunstgebit, wordt onderstreept door een verhaal van tandarts Eykman, stammend uit de tijd dat hij marinetandarts was. „Als er 'n officier bij me kwam, die 'n nieuw kunstgebit wilde, informeerde ik soms eerst of hij „gepasseerd" was. Dat betekent dat men hem had laten weten, dat hij niet meer bevorderd zou worden. Zoiets kan moeilijk te verwerken zijn en dat kan zich weer uiten in gebitsproblemen." De psychische spanningen, die vaak optreden bij het onherroepelijke verlies van de eigen tanden en kiezen, mogen overigens beslist niet worden onderschat. Wie doet het helemaal niets wanneer hij deze grens passeert? En dan komt daarna het proces van aanvaarding van een vreemd kunstharsding in de mond. Hoe sta je daartegenover? De een went snel en er zijn er die er geen aanleg voor hebben. Tandarts Kalk vergelijkt dat met sportervaringen. Sommige beginnelingen hebben er meteen slag van ongeacht het feit of je ze nu een goed of slecht tennis racket in handen geeft en bij anderen blijft het kwakkelen helemaal los van de kwaliteit van het ding waarmee ze spelen. Aan de VU is bekend hoe belangrijk de begeleiding is van mensen die niet aan hun prothese kunnen wennen. In de VU-opleiding is 'n gesprekspraktikum ingelast, maar het is allemaal nog veel te weinig, ook naar de wens van tandarts Eykman, die onlangs in z'n proefschrift 'n gebrek aan patiëntenvoorlichting vaststelde (zie VU-magazine no. 5 mei '79) Kalk en Eykman zitten wat hun kritiek op de praktijk betreft, geheel op dezielfde lijn. „Er moet in de spreekkamer meer gesproken worden."

Acceptatie Uiteraard speelt 'n grote rol in de acceptatie van het kunstgebit hoe de betrokkene het geval vindt staan. Belangrijker nog vindt hij wellicht het oordeel van de directe omgeving, vandaar dat wijze tandartsen patiënten aanmoedigen iemand mee te brengen voor de beoordeling. Verrukte kreetjes als,,'f staat prachtig; wat ben jij opgel<napt" stimuleren uiteraard tot 'n grotere acceptatie van het gebit dan een ontstelde blik: „wat is er met jou gebeurd?" Wie dat laatste enkele malen overkomt, begint op z'n minst te twijfelen of aan de esthetische kant van het gebit wel de nodige zorg is besteed: en een innige band tussen hem of haar en „het ding" zal dan minder snel groeien. Men behoeft geen beroepspsycholoog te zijn om dat te vermoeden.

Wat is mooi? Tandarts W. Kalk

Kloppen de esthetische opvattingen van de patiënt met die van de tandarts? Nee, constateert

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1979 - pagina 330

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's