GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1980 - pagina 153

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1980 - pagina 153

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

1^ magazine 18

)U1 magazine 19

Het IJ betekent aan beide kanten een psychologische drempel en voor Noord een isolement. Noord is een rare lappendeken van dorpen op dej kaart. Elk van die buurten kent z'n eigen buurtgeest, er hangt een bijna landelijke sfeer, iedereen kent elkaar. De buurten onderling kennen rivaliteit, zoals je ook tegenkomt op het platteland. De3 doorsnee-Noordamsterdammer is ook net zo) bang voor de grote stad als iemand van het plat-teland. Hij denkt erover als een poel van verderf, gevaar, messen en drugs. Ook veel jongeren zien dat zo. Als jongeren naar het centrum gaan, doen ze datt meestal met een groep, zodat ze zich veiligerr voelen. Vanuit het centrum heeft men de neiging o m Oud-'^oord te vergeten. Als er gespecialiseerde voor-

Hoe bang zijn Noordamsterdamse jongeren voor de stad? Een diskussie

uit het

Jongerenboekje:

Jan: „Ik ga wel eens naar de stad. Naar de film. Of niet: want dan krijg je een mes in je rug". Klaas: „Ga toch weg, dat ligt aan je eigen. Als je poen bij je hebt dan wel". Jan: „Maar ze komen toch eerst niet of jij poen bij je hebt, ouwe".

kijken

Peter: „Hoe komt het dat de meeste mensen zeggen dat ze liever niet naar de stad gaan? Is dat angst"? Klaas:

„Ach...".

Jan: „Natuurlijk

Een mooie wond Het wondenlikken resulteerde in een nieuwe „ i n g a n g " : aansluiting zoeken bij de jongerenwerkers en op die manier de jongeren en hun problemen beter leren kennen. Zo ontstond het Tienerwerkersoverleg-Noord, een platform van tienerwerkers en vrijwilligers (een m a n of t w i n t i g , dertig) waarop alle gemeenschappelijke problemen worden besproken. Dit tienerwerkersoverleg telt verschillende werkgroepen, die zich bezighouden met deelaspekten, bijv. huisvesting, politie en justitie (die probeert de verstandhouding tussen politie en jongeren te verbeteren), Surinaamse zwerfgroepen. Het rechtstreekse kontakt met jongeren is overigens niet verloren gegaan, eerder verbeterd.

In de Leeuwerikstraat huizen in een wat bleek uitziend kantoortje een paar onderzoekers van de V U . Die andere bus stopt op de hoek, bij een halte waaraan het dak ontbreekt.

Zij patat, w i j patat „ W a t w i j hier d o e n ? " Eén van de drie wetenschappelijke VU-medewerkers sociale pedagogiek in de „ b u i t e n d i e n s t " : Jaap Noorda. „ W i j werken samen met de jongerenwerkers en de hulpverleningsinstituten hier o m de problemen te inventariseren, ze onder ogen te krijgen. We trekken veel met de jongeren persoonlijk op, participerende observatie met een vervelende term. Zo krijgen w e een beeld van de buurt dat heel betrouwbare gegevens oplevert. Ook begeleiden w i j hier de buurtjongeren". „ A l s een soort zendeling?" „ 't Is natuurlijk waanzinnig dat je die jongeren probeert te begeleiden. Je kunt je akademische achtergrond en je taalgebruik niet loochenen. Je valt ogenblikkelijk door de mand als een stel vreemde hippies. Wij lieten in het begin altijd in het midden w i e w e waren en w a t w e kwamen doen. Gingen zij voetballen, gingen wij voetballen. Zij patat, wij patat. Je wist van jezelf eigenlijk niet w a t je hun te bieden had en van hun kant ontmoetten w e ook onzekerheid. Waren w e van de politie, waren w e „stillen"? Ze vulden dat vanuit hun eigen belevingswereld in. Ze dachten vooral dat we van de politie waren omdat we een bloknoot bij ons hadden en af en toe dingen noteerden. Dat doen agenten ook. Maar deze werkwijze liep niet zo goed af. Daan, dat m a g jij vertellen."

Hoe liep het af met het „ t r a u m a van de d r e u n ? " Daan Vosskühler: „ V o r i g jaar stond ik aan de bar in het jongerencentrum „ D e Dijk" naast een jongen die aan een meisje naast hem een grandioos verhaal stond op te hangen over een paar maffe onderzoekers die hij een slag op hun kaak had verkocht. Ik stoot die jongen aan en zeg: „ W e e t je wel wie dat waren? Nee? Dat waren w i j , j o n g e n ! " We hebben met z'n allen hard gelachen, en w e beseften dat het o u d zeer geheel was verdwenen." De jongeren weten nu waar Jaap Noorda, Daan Vosskühler en Redbad Veenbaas voor komen. Zij zelf weten ook beter w a t ze kunnen. Ze hebben het in ieder geval overleefd. Een aardige prestatie: de gemiddelde jongerenwerker in Amsterdam houdt het minder dan een jaar uit, is dan totaal overspannen en neemt ontslag. „ J e w o r d t uitgedaagd," zegt Daan, „ e n met een bepaalde bedoeling: overleef je die uitdaging, dan w o r d je geaksepteerd, ze hebben iets aan je, niet aan degenen die het dan opgeven. Je hebt je betrouwbaarheid bewezen." De drie VUonderzoekers, begonnen in september '75, vormen nu een bekend gezicht in Noord.

Klap wel".

Klaas: „Je kan toch wel over je angst komen"?

heen-

Jan: „Als je naar de stad gaat, dan moet je met een man of 20 gaan". Klaas: „Juist gauw op".

I I I I I I I I I I I I I I

zieningen komen, w o r d e n die in het centrum neergepoot. Het centrum en de omringende w i j ken maken er dan gebruik van. Maar de Noordeling durft er niet heen.

niet, dan val je ook niet zo

Jan: „Je moet juist wel opvallen, dan doen ze ie ook zo gauw niet iets. Ik ga naar de stad voor de film, maar niet om uit te gaan". Peter: „Er zijn jongeren hier in TuindorpBuiksloot die zijn meer op Monnikendam en zo gericht en niet op de stad. Dat betekent iets voor de voorzieningen die je hier moet neerzetten".

Daan is Daan Vosskühler, kleiner en gedrongener dan zijn lange Groningse collega. Behalve wetenschappelijk medewerker aan de VU is hij ook ioontrekker van het Nederlands Comité voor Kinderpostzegels en de gemeente A m s t e r d a m , die beide wel wat zagen in dit projekt. Daan vertelt met zichtbare tegenzin voor de zoveelste keer het verhaal: „ W e trokken op met een groep jongeren en op een gegeven m o m e n t , ook door inschattingsfouten van mijn kant, ontstond er een konflikt. Een jongen daagde mij uit mijn w o o r d e n in te trekken, maar ik heb ook mijn trots, alléén ik ben niet zo sterk. Hij gaf me één rake klap en voor ik me kon verdedigen lag m'n bril al d o o r m i d d e n . Eén blik op m'n kleren was voldoende o m te zien dat ze onder het bloed zaten. M'n witte broek was helemaal rood geworden. Op dat ogenblik dacht ik: ons projekt is afgelopen. We hebben een maand nodig gehad o m onze w o n d e n te likken."

Kwalitatief-kwantitatief Wetenschapstheoretisch gezien zitten de VU o n Het radioprogramma „Popdonder Plus" van de VARA praat met jongeren uit Amsterdam-Noord. In het tuinpak: Daan Vossl<ühler. Foto: Rob Josselet

derzoekers op de zgn. „ k w a l i t a t i e v e " lijn. Een experimenteel soort onderzoek, waar niet in alle wetenschappelijke kringen even gunstig over geoordeeld wordt. Argwaan en twijfels. „ O p zich niet onterecht" vindt Jaap Noorda, „kwalitatief onderzoek moet aan dezelfde hoge eisen voldoen als normale wetenschap, die op een meer cijfermatige aanpak berust." De gegevens van kwalitatief onderzoek zijn m i n der goed checkbaar. Toch is er een duidelijk voorbeeld te geven waarbij kwalitatief onderzoek betrouwbaarder gegevens oplevert dan een bureauachtige aanpak met kwantitatieve gegevens. Daan: „ I n een buurthuis in Tuindorp-Buiksloot maakten stagelopende studenten van ons het volgende mee. Daar zit een werkgroep van het Tieneroverleg die zich bezighoudt met de problematiek van vroegtijdige schoolverlaters, jongeren die op hun veertiende van school gaan omdat ze het niet meer zien zitten. Onze mensen praten daar veel met de jongeren, ze draaien mee bij de huiswerkklas. Ze w i n n e n daardoor vertrouwen en kennen de jongeren op een heel persoonlijke wijze. Tegelijkertijd werd daar een onderzoek van de UvA gehouden die met vragenlijsten werkte. Die schoolverlaters maakten daar een dolletje van met z'n allen door hun redenen o m de school de rug toe te keren te verdraaien, zo v a n : „Vondje het leuk op school?" „Ja, jonge, hardstikke te maf, geweldig". Hele interview verziekt, de onderzoeker voelt wel nattigheid maar weet niet zeker of hij nou voor de gek w o r d t gehouden. Voor ons is het dan duidelijk dat die manier van onderzoeken nauwelijks betrouwbare antwoorden kan opleveren, 't Is teveel vanachter de schrijftafel bedacht. Het gaat dan ook o m een persoonlijke betrokkenheid. De jongeren waarvoor w i j werken willen van ons w e t e n : wie ben jij? 't Is een kwestie van relaties leggen, iets voor elkaar betekenen." Jaap Noorda omschrijft hun manier van werken het liefst als „onderzoek, gekoppeld aan een handelingselement".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's

VU Magazine 1980 - pagina 153

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's