GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1982 - pagina 462

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1982 - pagina 462

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onbetaalde rekening? Meer dan welke wetenschappelijk-afstandelijke analyse ook, toont het verhaal van deze jonge vrouw hoe en waarom zij zich aansloot bij deze nieuwe religieuze beweging. Het kost weinig moeite aannemelijk te maken dat zij — indien twintig jaar eerder geboren — zou zijn toegetreden tot een strenge kloosterorde. Het zou haarongetwijfeld erkenning en bewondering hebben opgeleverd in plaats van de afkeuring en het onbegrip dat zij nu oogst. De ontwikkeling die zij van zichzelf schetst kan model staan voor die van andere jongeren die de overstap naar nieuwe religieuze bewegingen maken. Een overstap inderdaad, omdat vaststaat dat veruit de meeste leden van dergelijke bewegingen traditioneel kerkelijk werden opgevoed. Hoewel subjectief — het eigen verleden wordt achteraf en door een bril van nu gereconstrueerd — geeft dit levensverhaal in meer dan één opzicht antwoord op de vragen ,,wat bezielt ze?" en „watzoeken ze?". Een hang naar soberheid en naar een intensieve, ,,devotionele" geloofsbeleving die samen gaat met een afkeer van vrijblijvende en „geprivatiseerde" godsdienstigheid en een dubbele moraal. De behoefte aan evenwicht en aan een overtuiging die eenduidig is, die doel, zin en inhoud geeft aan het hele leven, niet alleen op zondag, maar van maandagmorgen tot maandagmorgen; een behoefte vooral aan een levensbeschouwing die universeel is en daardoor uitstijgt tjoven het niveau van dogma's, kerkelijke twisten en godsdienstige verschillen. Dit zijn opvallend vaak terugkerende elementen in gesprekken met, meest jonge, mensen die zich scharen achter nieuwe goeroes. Het zijn even zovele antwoorden op de vraag „waarom?", die de vinger leggen bij hetgeen als gebrek wordt ervaren aan de traditionele kerken en godsdiensten en aan het omringende maatschappelijke leven. Men proeft de kritiek, gericht aan het adres van het godsdienstige klimaat waarin men opgroeide. Een sfeer die men karakteriseert als halfslachtig, onecht en inconsequent, waarin de nadruk teveel op de verstandelijke en te weinig op de gevoelsmatige, de mystieke, de ervaringsdimensie van de godsdienst is gelegd; kritiek ook op de onpersoonlijke, kil-rationele, ,,onttoverde" wereld die daarbuiten, wetenschappelijk verklaarbaar maar volstrekt zinloos, rond haar as wentelt. Het is geen incidentele kritiek. Dat blijkt uit materiaal uit een ,,leeronderzoek" naar „sektegevoeligheid", verricht door sociologiestudenten van de Universiteit van Amsterdam. In het materiaal uit de vraaggesprekken met jongeren, die zich gevoelig toonden voor de aantrekkingskracht van nieuwe religieuze bewegingen, wordt het opgeroepen beeld bevestigd. Een aantal vragen werd voorgelegd aan circa 135 bezoekers en belangstellenden van enkele nieuwe religieuze bewegingen van ,.Oosterse" (Bhagwan, Hare Krishna en Verenigingskerk bij voorbeeld) zowel als van ,,evangelische" herkomst (zoals Navigators, Teen Challenge en JMO). Deze vragen hadden in de eerste plaats betrekking op de mate van betrokkenheid bij de bewuste beweging: was de ondervraagde een „kernlid", een „belangstellendesympathisant", dan wel een „nieuwsgierige maar sceptische bezoeker"? Gevraagd werd daartoe onder meer naar het gevoel van verwantschap met, ontplooide activiteiten voor, en — indien lid — de duur van het lidmaatschap van de 420

betreffende beweging. Daarnaast werden vragen gesteld over godsdienstige, sociale en sociaal-psychologische achtergronden van de geënquêteerden. Het geheel leverde enkele interessante resultaten op. Hoe vaker men blijk gaf op zoek te zijn geweest naar de eigen „identiteit" en naar de zin van het leven, des te sterker was men betrokken bij de bezochte religieuze groepering. Die betrokkenheid bleek ook groter naarmate men het sterker eens was met uitspraken waarin de (traditionele) kerken werd verweten te weinig aandacht te hebben voor de persoonlijke geloofsbeleving en de behoefte aan mystiek en religieuze ervaring van individuele gelovigen. Bovendien was de betrokkenheid bij de beweging groter van degenen, die meenden dat de kerken belangrijke geestelijke vragen van gelovigen onbeantwoord laten en eerder tot twijfel dan tót gehoorzaam geloven aanzetten. Deze resultaten vormen een aanwijzing dat de gedachte wel eens juist zou kunnen zijn dat sterk tot ,,jeugdsekten" aangetrokkenen zich onderscheiden door het gebrek aan zingeving, mystiek en eenduidigheid dat zij buiten de eigen beweging ervaren. Het zijn juist en vooral die zaken die de nieuwe religieuze bewegingen met gulle hand in het vooruitzicht stellen voor wie maar volgen wil. Onbetaalde rekeningen voorde kerken? Dat zou te veel accent leggen op een schuldvraag en bovendien suggereren dat die rekeningen door de kerken alsnog kunnen worden voldaan, door terug te keren naar eenduidigheid in de leer, door een meer ,,bevindelijke prediking"en door een flinke scheut mystiek toe te voegen aan het kerkelijk gebeuren. Zo simpel gaat dat natuurlijk niet. Maar verhelderend, of in de woorden van dr. Paul Schnabel „veelbetekenend" is deze verklaring van de ,,aantrekkingskracht der sekten" wel. ,,Sekten" zijn gulzige instituten. Ze eisen het individu voor 100 % op, sociaal, psychisch en fysiek. Wellicht is dat de reden dat desondanks maar betrekkelijk weinigen die ingrijpende stap zetten, niet genegen tot een dergelijke absolute toewijding. Weinig mensen kiezen voor die onmatigheid, aldus Schnabel, maar hebben wel behoefte aan de,,kleine illusie", een beetje geloof in het occulte, een beetje oosters, een beetje alternatief. Dat is voor Paul Schnabel een veelbetekenend verschijnsel, omdat het in zijn ogen te maken heeft met het verlies aan geloof in de christelijke godsdiensten, maar ook met verlies aan vertrouwen in de wetenschap. Het betekent niet dat men nu ,,en masse" op zoek gaat naar een systeem dat de wetenschap vervangt. ,,Het gaat om aanvullingen en toevoegingen, meer niet", zegt Schnabel, een ,,paracultureel aanbod", typerend voor het Ik-tijdperk. ,,Niet wetenschappelijk erkend, niet gesubsidieerd, niet kerkelijk goedgekeurd", een aanbod „dat zich als antwoord op gevoelde tekorten in de bestaande cultuur heeft on}wikkeld." Het vult, met andere woorden, de gaten op van de vragen die de wetenschap openlaat en die de reguliere godsdienst niet meer bevredigend beantwoordt."

vu-Magazine 11 (1982)12

Dr. R. Kranenborg: ,Het leeft veel algemener dan je zou verwachten'

Dr. R. Kranenborg: „Schnal VU)-Peter Wolters)

agaielliseert wel heel erg" (AVC-

„Nu moet ik de degens kruisen met een Amsterdamse gereformeerde predikant die ik ook in gesprekken heb leren kennen als een naarstig onderzoeker van de nieuwe religieuze groepen, maar die maar moeilijk stelling kan nemen tegen de sekten", schrijft Sipke van der Land op pagina 159 van „De hersenspoelers". Met die dominee is bedoeld dr. R. Kranenborg, die behalve gereformeerd predikant ook nog medewerker is van het Instituut voor godsdienstwetenschap aan de VU. Hij geldt als expert op het terrein van de, met name oosterse, nieuwe religieuze bewegingen die hij bij voorkeur „van binnenuit" wil leren kennen: hij bezoekt veelvuldig bijeenkomsten van dergelijke bewegingen en voert gesprekken met leden. Van zijn bevindingen doet hij verslag in het tijdschrift ,,Religieuze bewegingen in A/eder/and" dat tweemaal 's jaars (bij Kok in Kampen) verschijnt. Nog onlangs publiceerde hij een boekje, uitgegeven door Zomer en Keuning, getiteld „Oosterse geloofsbewegingen in het westen", waarin hij een zevental stromingen beschrijft, analyseerten beoordeelt (prijs ƒ 19,90). VU-IViagazine praat met dr. Kranenborg nog wat na over feiten en fictie van de „sektegekte", maar confronteert hem eerst met de aanval die Sipke van der Land opent op zijn persoon, onder het suggestieve kopje „Dom/nee pro-Krishna?" Van der Land hakt er immers fiks op in: ,,0p een sekten-kongres in Parijs vreesde men even met een scientoloog van doen te hebben, omdat hij de sekten 311 (1982) 12 december 1982

eerder in bescherming nam dan kritiseerde! Ouders van sekteleden hebben me herhaaldelijk verteld dat ze niets aan hem hadden omdat hij er geen kwaad in zag en niet begreep hoever de beïnvloeding gaat. () Hij negeert alle kritische publikaties, geeft geen kommentaar op de intimidatie-brieven van de Amsterdamse sekte-sekretaris, neemt alle veroordelingen door rechters in Amerika en Duitsland voor kennisgeving aan en blijft spreken over,,zuiver-religieus", alle noodkreten van ouders ten spijt, de feiten van exleden negerend, de aanklachten van gedeprogrammeerden niet onderzoekend, kortom: ook hij is een argeloze onderzoeker die zich liever door de sekten dan door de feiten laat voorlichten!" Desondanks hoeft Kranenborg nog niet als geheel verloren te worden beschouwd, want in zijn boek over ,,Transcendente Meditatie" heeft hij getoond heel goed te weten wat een kritische behandeling van sekten is, aldus Van der Land. En hij besluit de schrobbering aan het adres van Kranenborg daarom met: „ We moeten dus maar in diskussie blijven, ook over de Krishna-beweging." Dr. Kranenborg glimlacht met nauwverholen spot in de ogen: ,,Sindsdien heb ik geen gesprek meer met hem gehad. Ach, wat ik hier van vind... Het punt bij Sipke van der Land is — vriendelijk gezegd — dat hij in 't algemeen meer suggererend te werk gaat dan feitelijk. Alleen al de titel,,Dominee pro-Krishna?" is ten enen malen onjuist. Op z'n hoogst zou je kunnen zeggen ,,pro Hare Krishna", wat iets heel anders is, maar ook dat is niet waar trouwens. Bovendien, ik heb die beweging niet onderzocht als dominee, wat ik de andere helft van mijn tijd ben, maar als onderzoeker. Beschrijvend heb ik geprobeerd de onterechte kritiek op de Hare Krishna-beweging wat te ontmantelen. Dat is wel wat anders dan een dominee die ,,proKrishna" is. En waarom heb ik dat gedaan? Ik heb 't idee dat mensen, ondanks wat ze schrijven en zeggen, gewoon niet weten wat er aan de hand is. Als je die kennis opdoet aan de hand van wat ex-leden kwijt willen, dan krijg je een heel eenzijdig beeld. Wil je een zuiverder beeld, dan moet je ook met mensen spreken, die nog lid zijn. Je kunt een prachtig boek over de gereformeerde kerk schrijven als je alleen met Jan Wolkers en Maarten 't Hart spreekt. Maar na afloop weet je dan niet wat gereformeerden zijn. In die trant denk ik ongeveer. Ik wil gewoon weten hoe die beweging in elkaar zit. Een aantal dingen wordt min of meer moedwillig scheef voorgesteld. Zo wordt wel genoemd de wapenvondst in een Hare Krishna-tempel in Amerika. Wat niet wordt vermeld is, dat kort daarvoor een overval plaatsvond op het centrum van die beweging en dat men zich bedreigd voelde en dat, in de tweede plaats, het bezit van vuurwapens in Amerika in principe nietverboden is. Hetfeit is daarmee dan misschien niet goed te praten. Maar je moet die omstandigheden er wel bij vermelden. Maargoed, datzijn dan van die dingen waarvan iklaat weten dat ik 't er niet mee eens ben. Dat wordt dan hier „in bescherming nemen" genoemd. Wel, dat 421

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1982

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1982 - pagina 462

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1982

VU-Magazine | 484 Pagina's