GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 122

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 122

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

staat zijn binnen de illegale economie een onderscheid te maken tussen belastingfraude (fiscale invalshoek) en criminele handelingen (juridische invalshoek) in de zin van heling, drugshandel, illegaal gokwezen, clandestiene drankverkoop, huurmoord en dergelijke. Dit houdt overigens niet in dat ongeloorloofde acties niet wit zouden kunnen zijn. De met de (veelal ambtshalve opgelegde) belastingaanslag corresponderende activiteiten van bordeelhouders zijn crimineel maar wel wit. En ook de officier van justitie in Arnhem is van mening dat mensen die geld verkregen hebben door het plegen van grote inbraken over de buit belasting moeten betalen. Hij zal zonodig de belastingdienst daarvan op de hoogte stellen.

Zwarte circuit

verband interessante suggesties gedaan om de volumecomponent (welke hoeveelheid arbeid?) en de prijscomponent (tegen welke beloning?) vast te stellen. Enkele berekeningen van haar laten zien dat de waarde van onbetaalde bezigheden in het gezin door vrouwen in 1975 en 1980 respectievelijk 55,33 % en 56,75 % van het bruto nationale produkt bedragen. Twee Amerikaanse economen, William D. Nordhaus en James Tobin hebben heel serieus geprobeerd aan de bezwaren van zowel de groenen als de feministen tegemoet te komen door naast het nationale inkomen een Measure of Economie Welfare (MEW) te ontwikkelen. Zij kwamen tot de conclusie dat de MEW evenals het nationale produkt in de loop van de tijd een positieve, gemiddelde groeivoet te zien heeft gegeven, hoewel iets geringer van grootte.

De fiscalisten Bij de groenen en feministen ging het om de principiële vraag wat je wel en wat je niet zou moeten registreren. Thans zijn wij niet zozeer geïnteresseerd in de formele kant van de zaak als wei in de materiële, dat wil zeggen in de feiten: wat men al dan niet registreert. Naast dit statistische criterium zijn fiscale en juridische criteria van belang. Het fiscale criterium heeft betrekking op handelingen waarvoor de fiscus belangstelling heeft. Betaalt men wel belasting dan is dat wit, en ontduikt men die dan is dat zwart. Belastingontduiking is het arbeidsterrein van de fiscalisten. De term grijs kan worden gebruikt voor de befaamde 'mazen' in de fiscale wetgeving, ook wel belastingontwijking genoemd. Het juridische criterium geeft aan of een economische activiteit geoorloofd is of niet. Deze criteria zijn daarom van belang, omdat wij dan in 100

Waar de aandacht van de meeste auteurs naar uitgaat zijn de prestaties, die weliswaar geoorloofd maar niettemin zwart zijn. Rijk geschakeerde, en dikwijls anekdotisch getinte informatie komt boven water. Volgens schattingen van een paar medewerkers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeit het zwarte circuit een omvang ter grootte van 10 a 15 % van het nationale inkomen. Hoewel niet aan de fiscus opgegeven, is toch meer dan de helft hiervan begrepen in het nationale inkomen, zoals dat is geregistreerd in de nationale rekeningen. Dit komt omdat het CBS niet alleen naar de fiscale inkomens, maar ook naar de produktie en de bestedingen kijkt ter berekening van het nationale inkomen. Bij het niet aan de fiscus opgegeven deel van het geregistreerde nationale inkomen kunnen wij onder andere denken aan de verzwegen rente-inkomsten van gezinnen die van 3 a 3, miljard gulden in 1977 opliepen tot 6,5 miljard gulden in 1981. De informele economie — dat wil zeggen in zoverre er geen registratie plaatsvindt — blijkt dus in de fiscale benadering minder dan de helft van het zwarte circuit te zijn. Het is onwaarschijnlijk, aldus concludeert het CBS, dat als gevolg van zwarte activiteiten het nationale produkt qua niveau met meer dan 5 % is onderschat.

; ; ; ; '

lering, de belastingmoraal, de stijging van de belasting- en sociale premiedruk in het recente verleden, de deelnemingsgraad, het werkloosheidspercentage en het aantal arbeidsuren per week. Op grond van een gevoeligheidsanalyse, waarbij de zeven determinanten uiteenlopende wegingscoëfficiënten krijgen : toegekend, komen zij tot de conclusie dat België en Nederland binnen de belangrijkste 17 onderzochte OESO-landen steeds aan kop gaan. Ook Oostbloklanden, inclusief de Sovjet-Unie, hebben een omvangrijk officieus circuit, zonder welk hun officiële economie niet goed zou kunnen functioneren. Tijdens een recente bijeenkomst van de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel stelde J. G. Lambooy dat 10 % van alle arbeid, in Nederland komt dat neer op 300.000 a 400.000 personen, zich afspeelt in het zwarte circuit, en dat 60 % van de Nederlandse huishoudens er gebruik van maakt. Een willekeurige greep levert op dat zo'n 1 2 % van het auto-onderhoud zwart werd verricht. Bij de haarverzorging beliep dit aandeel een kleine 10%, terwijl het zwarte bestanddeel in het loon bij woningonderhoud en -verbetering ruim 20 % bedroeg. En onlangs lazen wij in een bericht uit ochtendblad Trouw: Meer zwart werk in bouw door kortere werkweek, dat wil zeggen: de arbeidstijdverkorting die de laatste twee jaar is doorgevoerd heeft in de bouw een averechts effect gehad, gezien de toenemende activiteiten van zwartwerkers. In een redactioneel commentaar van Maandschrift Economie heeft N. H. Douben dan ook het gelijk aan zijn zijde wanneer hij opmerkt dat een goed gefundeerde theorie (nog) ontbreekt, die de relatie tussen formele en informele economie kan verklaren, en het mogelijk maakt conclusies te trekken die voor het overheidsbeleid van belang zijn. Want het louter bestaan van de informele economische sector leidt ertoe, dat het overheidsbeleid feitelijk altijd partieel beleid is.

Hoe wij het nationale inkomen ook trachten bij te stellen voor milieubederf, onbetaalde arbeid of belastingfraude, ons inzicht in de welvaart, en de verandering daarvan, blijft desondanks beperkt. "Echte" economen immers hanteren het ruime en subjectieve welvaartsbegrip, volgens welk welvaart wordt gedefinieerd als de mate waarin economische subjecten hun behoeften bevredigen, of anders geformuleerd: de spanning tussen middelen en behoeften. Het effect van een stijging van het nationale inkomen, al of niet aangepast, op de welvaart is dan niet zonder meer vast te stellen. Het zou best eens zo kunnen zijn dat niet alleen de middelen, maar ook de behoeften zijn toegenomen. "Echte" economen weten dus beter. B. M. S. van Praag c^s. hebben op dit glibberige terrein van de welvaartseffecten van economische groei veel empirisch onderzoek verricht. Zij constateren dat bij stijgend reëel inkomen de welvaart belemmerd wordt doordat de behoeften de neiging hebben mee te drijven metdebehoeftenbevrediging. Deze preference drift elimineert 49 % van de satisfactie, die door een inkomensstijging wordt opgeroepen. Bovendien gaat nog eens 29 % van de behoeften bevrediging teloor als gevolg van het feit dat anderen het óók beter krijgen; dit is reference drift. De gezamelijke werking van 'preference drift' en 'reference drift' doet van elke algemene inkomensronde 78 % weglekken. Anders gezegd: van een reële loonronde van 10 % zal dan 5 procentpunten verdwijnen door de 'preference drift' en 3 procentpunten door de 'reference drift', zodat men achteraf het gevoel heeft dat het inkomen slechts met 2 % is toegenomen. Dit empirische materiaal bevestigt de wet van de tegenvallende vooruitgang.

Psyciiische welvaart Het nationale inkomen of produkt, als resultante van de nationale rekeningen, is een kwantitatieve voorstelling van de totaliteit van het economische proces. De realisatie ervan is, zoals wij reeds zagen, gebaseerd op een tweetal overwegingen. Enerzijds gaat het om de heersende opvatting omtrent de gewenste inhoud onder invloed van wetenschappelijke inzichten, behoeften van gebruikers en maatschappelijke conventies. Anderzijds is de beschikbaarheid van benodigde statistische informatie een belangrijk gegeven. "Echte" economen beseffen dat elk gesleutel aan hêt nationale inkomen niets anders is dan een gemanoeuvreer in de marge, aangezien het uiteindelijk gaat om de psychische welvaart: de mate waarin een mens zich bevredigd voelt. Natuurlijk als staatsburger maar meer nog beroepsmatig behoren economen — sterker dan voorheen — interesse te tonen voor het verschijnsel van de illegale economie, of het nu fraude of criminaliteit betreft, omdat per slot van rekening de rechtsorde erdoor wordt geschonden en dientengevolge de welvaart aangetast. In een column van het weekblad Economisch Statistische Berichten schrijft J. Pen hierover: Wonen in een land met fraude lijkt op wonen op een gifbelt. Criminaliteit lijkt op milieuvergiftiging. Het milieu is een schaars goed, net als veiligheid op straat en fatsoen in zaken. De rechtsorde wordt door de burgers op prijs gesteld, ook al maken ze er zelf wel eens inbreuk op. O

D G HoliStGII Eigenlijk zijn alle auteurs die schrijven over de informele economie in meer of mindere mate "holist"; afgeleid van het Griekse holos, dat "heel" betekent. Daarmee proberen wij aan te geven dat zij allen oog hebben voor het reilen en zeilen van de hele volkshuishouding. Het geregistreerde en ongeregistreerde deel vormen in hun visie een samenhangend geheel. Het lijkt op een systeem van communicerende vaten. In de praktijk zijn er steeds wisselwerkingen geweest die aanleiding gaven tot verschuiving van activiteiten over en weer. Op de golven van de conjunctuur wisselen economische bedrijvigheden van karakter. Trekt de conjunctuur aan, dan stromen huisvrouwen en werklozen van de informele naar de formele sector van de economie. Bij het inzakken van de conjunctuur geschiedt het omgekeerde. Beide sectoren zijn complementair. Het tweede deel van dit omslagverhaal vormt daarvan een aardige illustratie. De causale methode van de Zwitsers Bruno S. Freyen Hannelore Weck legt hun samenhang bloot. Als determinanten van het oorzakelijke verband tussen de formele en de informele economie noemen zij: de belasting- en sociale premiedruk, de mate van reguVU-Magazine14(1

'Eciite' economen

vu-Magazine 14 (1985) 3 maart 1985

101

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 122

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's