GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 457

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 457

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

9 "1 Tl/"etenschap is de verkrijging en beT T werking van gegevens, welke tot resultaat heeft, dat zij in een systematisch verband geplaatst worden. ()De systematische samenhang wordt verkregen dank zij een methode.() De methodische bewerking resulteert in eerste instantie in een ordening van de gegevens, maar deze ordening kan dan weer leiden tot een verklaring van verschijnselen, welke verklaringen op haar beurt weer het beheersen der verschijnselen mogelijk kan maken." De eerste alinea uit het boek 'Wetenschappen en werkelijkheid', dat prof.dr. C. A. van Peursen in '69 deed verschijnen als inleiding in de wetenschapsleer. In een notedop is hier de essentie van alle wetenschappelijke bedrijvigheid gegeven: het observeren van de werkelijkheid met als uiteindelijk doel het 'beheersen' — zeg manipuleren — van diezelfde werkelijkheid. De omschrijving van wat wetenschap is, lijkt typerend voor prof. Van Peursen, die als geen andere filosoof bekend is om de wijze waarop hij de meest simpel lijkende vragen — welke niettemin een uiterst gecompliceerde beantwoording behoeven — op een bevattelijke, voor ieder verstaanbare wijze, weet te belichten. Dat zit 'm mogelijk ook in het vakgebied waarmee Van Peursen de afgelopen decennia, als hoogleraar in Utrecht, Groningen, Leiden en Amsterdam, zich vooral heeft beziggehouden: kentheorie en wetenschapsleer. Wat doet een kennis- en wetenschapsfilosoof precies? Prof. Van Peursen: ,.Kennisleer is algemener dan wetenschapsleer, richt zich onder meer op vragen als: wat is menselijk kennen? Doe je dat door te kijken?, door te denken?, moet je eerst kijken en dan denken of omgekeerd? De wetenschapsleer is in zekere zin een onderdeel van de kennisleer; die houdt zich namelijk speciaal bezig met wetenschappelijke kennis. Dan stel je weliswaar dezelfde vragen maar toegespitst op de wetenschappelijke manier van kijken en denken. Het is duidelijk dat in de wiskunde vooral het eerst denken een grote rol speelt, terwijl bij voorbeeld een veldbioloog allereerst moet leren goed te kijken, al is dat dan in samenhang mèt zijn denken en mèt het gedachtengoed dat al tot zijn wetenschap behoort. Daar komt bij de wetenschapsleer dan nog de vraag bij: zijn alle wetenschappen gelijk, of zijn de natuurwetenschappen, die zich met de materie bezighouden, onvergelijkbaar met de menswetenschappen die zich met de mens en zijn ziel bezighouden? Een andere vraag tenslotte, die binnen de wetenschapsleer gesteld wordt, is die naar de verhouding tussen wetenschap en maatschappij. Daar kunnen dan weer vragen aan bod komen als: hoe verhoudt zich de wetenschappelijke kennis tot de alledaagse kennis? En hoe is de verhouding ten opzichte van bij voorbeeld kunstzinnig erva-

VU-MAGAZINE — NOVEMBER '85

ren of geloofskennis? Dan waaiert de wetenschapsfilosofie in feite uit naar een heel breed gebied van de wijsbegeerte." De wetenschapsleer heeft bovendien tot taak om de uiteenlopende wetenschappen waar dat kan te integreren, de onderlinge samenhang aan te geven en zich daarop te bezinnen, aldus prof. Van Peursen. Vraag is alleen of die taak niet nagenoeg onmogelijk is geworden als gevolg van het toenemend specialisme binnen, en het sterk uiteengroeien van de verschillende vakken van wetenschap. Van Peursen: ,,Mijn vakgebied is sterk 'interdisciplinair' en dat betekent dat je als wetenschapsfilosoof enig overzicht moet hebben van wat anderen doen. Je hebt voortdurend contact nodig met mensen van allerlei faculteiten. Maar je moet je ook

f^elfs binnen één vakMa gebied is het specialiseren zo ver gekomen, dat men eikaars taal niet meer verstaat, eikaars problemen niet meer volledig kan doorgronden.' nog eens bezighouden met de verhouding tussen wetenschap en wereldbeschouwing." 9 X n zekere zin wordt dat alles geleidelijk Xaan moeilijker, omdat je steeds minder gaat begrijpen van wat in andere wetenschappen gebeurt. Voor een filosoof is dat al helemaal moeilijk, want die praat over alles en weet eigenlijk van niets! Je kunt niet tegelijkertijd een goed natuurkundige, een goed jurist, psycholoog en historicus zijn. Maar ook de wetenschappers onderling zijn erg uit elkaar gegroeid. Ik heb wel eens meegemaakt dat bij een promotie in de scheikunde maar een paar collega's dat proefschrift konden beoordelen, terwijl andere van de aanwezige scheikundigen dat heel duidelijk niet konden. Zelfs binnen één zo'n vakgebied is het specialiseren zo ver gekomen, dat men eikaars taal niet meer verstaat, eikaars problemen niet meer volledig kan doorgronden." Naast deze negatieve ontwikkeling ziet Van Peursen echter ook een nieuwe, positief te waarderen tendens. ,,De positieve kant is, denk ik, dat — juist daardoor — de neiging groeit om met elkaar te gaan praten. Bovendien — en dat is een tweede positief punt — komen juist binnen de wetenschappen nieuwe problemen op die een interdisciplinaire aanpak vragen; waarover, anders gezegd, meerdere

wetenschappen zich gezamenlijk zullen moeten buigen. In de biochemie — dat is de chemie van de levende wezens, die van de cellen bij voorbeeld — spelen nu vraagstukken die niet alleen de biochemie zelf raken maar bij voorbeeld ook de medische wetenschap, de farmacologie en — voor zover ze de menselijke geest betreffen — zelfs de psychologie en niet zelden ook de ethiek. Het is dus niet zo dat de zaken alleen maar uiteengroeien. Er valt ook een omgekeerde, een interdiscipünaire, op samenwerking gerichte tendens waar te nemen."

D

e tijd van de 'universahteit' van de wetenschappen, waarbij één mens alle wetenschappelijke terreinen overzag en kon integreren, ligt ver achter ons. Dat was het geval bij Aristoteles, maar in de nieuwere tijd ook nog bij een denker als Leibniz (1646-1716). Maar in de plaats daarvan doet zich juist als gevolg van de sterk toegenomen specialisatie in de wetenschap — het verschijnsel voor dat hedendaagse vraagstukken steeds minder door één wetenschappelijk vakgebied behandeld kunnen worden en waarbij dan een brug dient geslagen tussen de wetenschappen. Blijft toch de vraag of de filosofie, die deze brugfunctie vanouds vervulde, haar centrale moederrol ten opzichte van de andere wetenschappen niet langzaamaan verliest. Van Peursen: ,,Die gedachte over de centrale rol van de filosofie en het ontstaan van de zogenaamde Centrale Interfaculteiten als plaats waar de wijsbegeerte binnen de universiteiten zou worden beoefend, stammen uit het begin van de jaren zestig. Oude gedachten overigens, die ook voor de oorlog al bepleit werden. Vanuit de centrale plaats zou de filosofie zich dan bemoeien met de 'samenhang der wetenschappen'. In de praktijk is daar uiteindelijk weinig van terechtgekomen, enkele interdisciplinair gerichte activiteiten niet te na gesproken. Het is bij aanzetten gebleven. Filosofie als Centrale Interfaculteit heeft niet die sterk bundelende werking gekregen die men ervan verwachtte. Je moet daar wel aan toevoegen dat de Vrije Universiteit en de Katholieke Universiteit te Nijmegen wat dat betreft een wat gunstiger positie innemen dan de andere universiteiten. En dat komt omdat hier en in Nijmegen de Centrale Interfaculteit nog altijd het filosofie-onderwijs verzorgt in alle faculteiten. Maar je kunt je inderdaad afvragen of dat ook voldoende integrerend werkt; of dat toch ook niet 'aparte' vakjes worden die al helemaal opgeslorpt zijn door zo'n faculteit, zodat de beoogde samenhang buiten beeld blijft. Voorbijgegaan wordt daarmee ook aan de bedoeling, die mijns inziens aan dit type filosofie-onderwijs ten grondslag lag: een deur openzetten naar buitenwetenschappe-

373

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 457

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's