GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 221

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 221

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

en verlangens van deze kerkprovincie — onlangs zelfs ten vierden male — werden genegeerd roepen herinneringen op aan wat zich meer dan 250 jaar geleden in de lage landen afspeelde. Ook toen was een bisschopsbenoeming de feitelijke aanleiding en het door Rome gefrusteerde streven naar zekere autonomie van de lokale kerk de oorzaak van een fel conflict. Dat leidde toen, in 1723, zelfs tot een scheuring die tot op de dag van vandaag zichtbaar is. Maar in werkelijkheid heeft deze machtsstrijd tussen centraal gezag en lokale kerk, zeker in ons land, van meet af aan op de loer gelegen. Die spanning is reeds aanwezig wanneer Willibrord, als missionaris van het eerste uur, aan Sergius I de pauselijke zegen gaat vragen over de kersteningsarbeid die hij in deze zompige delta bij de zee heeft verricht. Een zegen vragen, accoord, maar dat betekent nog niet dat deze in 695 tot eerste aartsbisschop van Utrecht gewijde zendeling, de pauselijke inmenging in het benoemen van plaatselijke bisschoppen wenst te honoreren. De Iers-Schotse spiritualiteit die Willibrord van overzee naar ons land meebracht was niet bepaald Rome-gericht. De kiem van de wrijving tussen het primaat van een universele, pauselijke kerk en die van een nationale, bisschoppelijke kerk werd zo al in heteerste geloofsgoed meegegeven. Tijdens de middeleeuwen hebben de bisschoppen in de Nederlanden voortdurend die lokale zelfstandigheid en autonomie in hun eigen bisdommen trachten te bewaren. En meestal met succes. Pas tijdens de periode voorafgaand aan de reformatie verwerd die tot een wassen neus. In zijn genadeloze pogingen om de reformatorische ketterijen de kop in te drukken trok de Spaanse heerser Filips II in het midden van de zestiende eeuw het recht aan zich om bisschoppen te benoemen. Paus Pau/us/V had hem dat recht gegund om verdere afbrokkeling van de roomse macht, als gevolg van de reformatie, met het zwaard te kunnen bestrijden. En Filips was er alles aan gelegen om slechts trouwe en gehoorzame bisschoppen op het kussen te laten plaatsnemen. De in principe vrije keuze van de kapittels om hun eigen bisschoppen ter benoeming voor te dragen, degradeerde daarmee tot een lege formaliteit. Dat

Philippus Rove'lius: „In vrouwenkleren op de "lucht". (Portret (toor Pieter Fransz leGrebber.uit 1631; Rijksmuseum Het Catharijfleconvent) vu-Magazine 14(1985) 5 mei 1985

Filips andere dan de gebruikelijke maatstaven aanlegde in zijn benoemingsbeleid bleek wel, toen hij Frederik, baron Schenk van Toutenburgóe aartsbisschoppelijke zetel te Utrecht, vanouds een sleutelpost bij uitstek, toevertrouwde. Deze Frederik mocht dan een getrouw onderdaan van de Spaanse koning zijn, z'n achterliggende leefwijze heette in die dagen, zacht gezegd, bedenkelijk... Het heeft, zoals bekend, de Spaanse dynastie uiteindelijk niet mogen baten. Een ernstige aanvaring bleef niet uit. De kennelijk toen ook al zeer eigenzinnige Nederlanders lustten noch het Spaanse despotisme, noch de kerkelijke overheersing van een paus die bovendien zo duidelijk met de vijand heulde. In die omstandigheden was een dergelijke poging tot kerkelijke centralisatie, want dat was 't, wel gedoemd te mislukken. Nederland kwam als overwegend protestantse natie uit de strijd.

De breuk met Utrecht Eenzelfde conflict om het benoemingsrecht, en dus in wezen om het zelfbeschikkingsrecht van de lokale kerk, leidde anderhalve eeuw latertot een heus schisma in de katholieke kerk, dat, omdat deze scheuring zich min of meer afspeelde in de zware slagschaduw van de reformatie, niet in ieders geheugen gegrift staat. Achterliggende oorzaak van deze kwestie was de onzekerheid waarin het Nederlandse katholicisme gedompeld was, na het verbod dat deze geloofsovertuiging trof als gevolg van de officiële invoering van de calvinistische godsdienst. Verbod en vervolging vermochten evenwel het katholicisme niet totaal uit te bannen. Ondanks het op grote schaal confisqueren van kerken en kerkelijke goederen, het verjagen van geestelijken uit hun parochies en het verbannen van bisschoppen bleef een niet onaanzienlijk deel der bevolking trouw aan de 'moederkerk'. En — geheel volgens de regelen der voorspelbaarheid — dat katholicisme groeide zelfs tegen de verdrukking in. Alleen: onder wiens bevoegdheid zou die ondergrondse kerk moeten komen? Omdat het gebrek aan kerkelijk bestuur zich deed gelden en iedere poging tot restauratie door de autoriteiten als staatsgevaarlijk gecriminaliseerd werd, plaatste het centrale apparaat te Rome de Nederlandse katholieken onder het gezag van de nuntiatuur te Keulen; een stad waar diverse gevluchte geestelijken onderdak hadden gevonden. Daar werd Sasbout Vosmeer aangewezen als de 'apostolisch vicaris' die het resterende, inmiddels geheel bisschopsloze katholieke Nederland zou gaan besturen. In die situatie manifesteerde zich wederom de eeuwige spanning tussen de bevoegdheden van de plaatselijke gezagsdragers en die van het centrale gezag te Rome. Daarbij is echter van belang te weten dat de roomskatholieke kerk twee soorten geestelijken onderscheidt: seculieren en regulieren. De gezagscrisis van toen kristalliseerde zich uit in de animositeit tussen die twee groepen. De seculieren, of 'wereldheren', zijn de priesters die als pastoor of kapelaan een parochie beheren, en die daarbij onder de directe leiding staan van de bisschop. Regulieren behoren daarentegen tot een kloosterorde. Hoewel ook zij als 'herder en zielzorger' in een parochie kunnen worden ingezet en dan onder de bevoegdheid van de bisschop vallen, staan zij tegelijk onder de leiding van hun orde. In de meeste gevallen oriënteren zij zich vaker op het centrale gezag, het 'generalaat' van hun orde of het

179

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 221

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's