GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 260

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 260

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

die manier vat te krijgen op de aangevoerde ladingen. Waren de vloten aangekomen dan puilden de Chinese huizen uit. De mensen uit China werden bij hun familieleden of bekenden in Bantam ondergebracht en er ontstond een zeer brandgevaarlijke situatie. De Nederlanders probeerden dan ook steeds om de Chinezen te dwingen om stenen huizen te bouwen. De Chinezen handelden trouwens niet alleen in producten die met de vloten uit hun vaderland kwamen. Zij waren tussenhandelaren in de hele archipel. Ze brachten in Bantam hout uit Timor, specerijen uit de Molukken en katoentjes uit Ternate. Een belangrijke handel was daarnaast die in rijst. Met name op de Molukken, waar de Nederlanders al snel de bevolking dwongen tot een monocultuur van kruidnagelen, was een voortdurende aanvoer van rijst noodzakelijk om de bevolking in leven te houden. De Chinezen waren de vrachtvaarders van Azië, een rol die de vrachtvaarders van Europa, de Nederlanders, hen niet gunden. De Nederlanders deden er dan ook alles aan om de tussenhandel zelf in handen te krijgen, maar waren uiteindelijk toch met te weinig mankracht om de handel helemaal over te nemen.

H

oe arrogant de Nederlanders zich soms ook opstelden tegenover hun Chinese concurrenten, ze konden hen niet missen. China was een machtige natie en de invloed van de Europeanen in deze eerste eeuwen dat zij handel dreven in Azië is wel eens overschat. Zo konden de Nederlanders weinig inbrengen tegen het verbod van de Chinese keizer om Chinese bodem te betreden. In 1604 en 1609 ondernamen de Nederlanders pogingen om, tegen de wil van de Chinese autoriteiten, een handelspost in China te stichten. China was verdeeld door opstanden en burgeroorlogen in de kustprovincies van dit enorme rijk. Maar het was desondanks machtig genoeg om een scheepslading Nederlanders van haar kusten te verwijderen. Protesten van de Nederlanders, waarin deze dezelfde rechten eisten als de Portugezen die een handelspost in Macao hadden, maakten op de Chinezen weinig indruk. De basis van het conflict was enerzijds gelegen in het feit dat de Chinezen lang niet zo'n groot belang toekenden aan de buitenlandse handel als de Nederlanders plegen te doen. In China werden mensen die zich met een dergelijke broodwinning bezighielden zelfs met enige achterdocht bekeken. Aan de andere kant trad er op diplomatiek niveau een verschil van basisfilosofie op. De Nederlanders waren in Europa gewend aan een systeem van min of meer gelijkwaardige diplomatie tussen naties. Voor hen was het onbegrijpelijk dat de Chinese

238

autoriteiten hen zonder enig ceremonieel de toegang tot hun land ontzegden. In de denkwijze van de Nederlanders had op dit punt minstens overleg tussen gelijkwaardige delegaties plaats kunnen vinden. In andere, kleinere, Aziatische landen had men regelmatig wel zulk overleg weten af te dwingen. Om dan een gesprek te krijgen met een zo hoog mogelijke delegatie, schroomden de Nederlandse gezagvoerders niet om zich belangrijker voor te doen dan ze eigenlijk waren. Kon men bij voorbeeld de zoon van de koning van een klein Rijk krijgen, dan kon de kapitein in zijn deftige lakense pak ook best voor een vorstelijke telg doorgaan. De sultan van Bantam kreeg eens van de Nederlanders een globe cadeau. Bij de aanbieding van dit geschenk behoorde natuurlijk ook, dat men de sultan nu kon aanwijzen waar de Nederlanders eigenlijk vandaan kwamen. Helaas was het vaderland van de zich zo voornaam voordoende heren niet meer dan een stip op de bol. Geen nood. Duitsland, Denemarken en een deel van Zweden wees men eenvoudig, ook als Nederlands gebied aan en zo werd de sultan duidelijk gemaakt dat Nederland groter was dan Java. Bij de Chinezen hoefde men niet aan te komen met 'diplomatie'. Ze kenden het begrip zelfs niet. In de gedachtengang van de Chinezen was hun land het centrum van de wereld. Hun staatsvorm sloot buitenlanders eenvoudig buiten. In het beste geval kon barbaren worden toegestaan tribuut te betalen aan de keizer. Na de pogingen van de Nederlanders, aan het begin van de zeventiende eeuw, om China binnen te komen, waren enige jaren lang op dit gebied geen activiteiten ontplooid. De machtsstrijd op Java en elders in Azië eiste alle aandacht op. In 1662 echter rustten de Nederlanders op Java een vloot uit, die als opdracht mee-

Het enig bekende niet hlauw-witte Wan-libord, afkomstig uit de eerste scheepsladingen die Europa bereikten

kreeg te proberen een handelspost, in die tijd factorij genoemd, op te zetten in China én om een vestiging te grondvesten op de Pescadores, een kleine eilandengroep voor de Chinese kust, die volgens de Chinezen aan China toebehoorde. Van het eerste kwam niets terecht, maar de Nederlanders zagen wel kans om een voet aan de grond te krijgen op de Pescadores. De Chinezen zonden echter een vloot om hen te verdrijven. Omsingeld door Chinezen, die van het niet ver gelegen vaste land gemakkelijk versterkingen zouden kunnen laten komen, begrepen de Nederlanders dat ze zich tegenover een overmacht bevonden en dat ze maar beter eieren voor hun geld konden kiezen en vertrekken. In de onderhandelingen wisten de Nederlanders echter toestemming te krijgen om zich te vestigen op Formosa, het huidige Taiwan. Dat eiland lag volgens de Chinezen buiten hun territoriale wateren. Formosa is gelegen tegenover de Chinese provincie Fuijan, in de oude spelling Fukien. Voor de handel in aardewerk en porselein was dit een gunstige plaats. In Fuijan werd veel ceramiek geproduceeerd, de duurdere soorten porselein evenals het aardewerk, nodig voor het vervoer van voedingswaren en specerijen aan boord van de Nederlandse schepen. In Fuijan staan bij voorbeeld de Swatowfabrieken. Het swatow is onder verzamelaars lang verguisd. Pas de laatste jaren ontstaat er op de kunstveilingen waardering voor deze minder verfijnde soort gebruiksceramiek. Swatowgoed heeft vaak dezelfde soort decoraties als het blauw-wit porselein, maar er zijn ook veel voorwerpen die voorzien zijn van veel eenvoudigere gestileerde figuren, zoals bij voorbeeld vissen. Swatow werd door de Nederlanders aangekocht, maar het werd niet vaak naar Europa verscheept. Het was vooral bestemd om elders in Azië, met name in de Indonesische archipel, te verkopen. Swatow was gemaakt voor mensen die niet aan tafel aten, maar op hun hurken in het zand gingen zitten; de onderkanten van schotels en kommen waren vaak niet plat, maar een beetje bol, zodat men de voorwerpen in het zand kon drukken en ze op die manier stevig kon neerzetten. Het porselein van absolute topkwaliteit was afkomstig uit Jingdezhen (oude spelling; Ching tê Chên) een plaatsje gelegen in het binnenland. De ovens daar werkten eigenlijk voor het hof in Bejing. Door de troebelen in China liepen de bestellingen van het hof echter terug. Reeds aan het begin van de zeventiende eeuw werd de toenemende vraag van de Europeanen naar goed porselein zozeer gevoeld in Jingdezhen dat sommige ceramisten die daar werkten de uitvoering van hun ambacht verplaatsten naar de provincie Fuijan.

VU-MAGAZINE — JUNI 1986

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 260

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's