GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1989 - pagina 170

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1989 - pagina 170

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

gesprek aan te knopen met de zendeling en zijn Indiase medewerkers over de verdiensten van de preek. Soms kenden deze kaste Hindus hele Bijbelpassages uit hun hoofd. Maar tot wanhoop van de zendelingen dachten zij er niet over om christen te worden. De aanhang kwam uit de allerlaagste kasten en zij bestookten de zendelingen met een heel ander soort vragen, zoals bescherming tegen onderdrukking, voorspraak bij de overheid en hulp bij het vinden van voedsel en werk. Leerstellige kwesties hadden veel minder hun belangstelling. In 1880 schreef een zendeling met nauw verholen ergernis: "Zij knikken ja op alles wat we zeggen, maar snappen er geen barst van". Eén van de meest in het oog springende akties van de LMS in de vorige eeuw, was gericht tegen de slavernij. Deze slaven, zoals de Pariahs,

'Zij knikken ja op alles wat we zeggen, maar snappen er geen barst van' verbleven meestal op de rijstvelden waar zij het zwaarste werk deden en voor het overige aan hun lot werden overgelaten. Een tijdgenoot schreef in de vorige eeuw dat zij werden verhandeld als vee, afgeranseld als buffels en gemeden als de pest, terwijl zij leden onder drankmisbruik en bijgeloof Van hen is het woord paria afgeleid dat in tal van talen wordt gebruikt als een aanduiding voor uitgestotene en verschoppeling. In de jaren veertig van de vorige eeuw begon de LMS, samen met andere genootschappen, een campagne voor hun bevrijding. Daarbij stuitte de LMS op fel verzet van Nayarlandheren en -bestuurders die bang waren dat afschaffing van de slavernij de bestaande machtsverhoudingen in Travancore zou verstoren. Met deze aktie maakte de zending zich gehaat bij de heersende klasse. Slaven die contact zochten met de LMS werden vaak streng gestraft door hun meesters. Toch werd in 1855, mede op aandrang van de Britse resident, de sla36

vernij in Travancore afgeschaft. Eerst veranderde deze wettelijke maatregel niet veel aan de feitelijke situatie, omdat er geen alternatieve werkgelegenheid beschikbaar was die de ex-slaven onafhankelijk zou kunnen maken van hun vroegere meesters. Daarin kwam echter spoedig verandering. Rond 1860 werden in het bergland van Travancore de eerste koffieplantages geopend. Tegelijkertijd werd er door de regering een afdeling Openbare Werken gesticht die zich vooral bezig hield met de aanleg van goede verbindingen tussen de plantages in het binnenland en de havens aan de kust. Deze groeiende inschakeling van Travancore in een kapitalistische wereldeconomie schiep vervangende werkgelegenheid. In ZuidTravancore maakten heel wat exslaven daarvan gebruik.

H

et is een bekende strijdvraag of de afschaffing van de slavernij in de vorige eeuw werd ingegeven door christelijk-humanitaire motieven, of door de behoefte van het opkomend kapitalisme aan een markt van vrije arbeidskrachten. In Zuid-Travancore deden in ieder geval vrij snel na de afschaffing van de slavernij de eerste plantages hun intrede. De LMS was daarbij sterk betrokken. Overigens moeten we het menshevende en het kapitalistische niet al te scherp tegenover elkaar stellen: voor de zendehngen van de LMS was er niets menslievender dan de bevolking van Travancore te laten delen in de zegeningen van het kapitalisme. Kort nadat rond 1860 de eerste koffieplantages waren geopend, begonnen ook LMS-zendelingen met de verbouw van dit handelsgewas. Omdat hun functie als zendeling een optreden als ondernemer verbood, lieten zij het beheer over aan hun bekeerlingen die zij met aandelen en adviezen terzijde stonden. Deze commerciële interesse van mensen die waren uitgezonden om het evangelie te zaaien en niet om koffie te oogsten, is niet zo verwonderlijk als we ons de maatschappelijke achtergrond van de zendelingen herinneren. Als vertegenwoordigers van een opkomende middenklasse verenigden zij een voorkeur voor een arbeidzaam leven met een scherp oog

voor de economische mogelijkheden die hun situatie bood. Zij konden niet nalaten ook hun bekeerhngen daarop te wijzen. In de jaren zeventig van de vorige eeuw telde Zuid-Travancore minstens 22 koffieplantages die het eigendom waren van plaatselijke Christenen, meestal Shanars. Die plantages waren weliswaar klein in omvang, maar hun aantal bedroeg bijna een kwart van het totale aantal plantages in dat gebied. En voorzover er Indiërs optraden als zelfstandige planters waren het bijna uitsluitend LMS aanhangers. Omdat zij daarnaast ook nog verschillende kleinere koffietuinen bezaten, is de conclusie gerechtvaardigd, dat de christenen in Zuid-Travancore behoorlijk meeprofiteerden van de koffiecultuur. Als gevolg daarvan ging er veel geld om in de plaatselijke gemeenten, en de kerkelijke bijdragen correspondeerden opvallend met de exportwaarde van de koffie.

K

ort daarop maakte een bladziekte een einde aan dit koffie-tijdperk. Alleen de grotere plantages overleefden deze crisis maar schakelden over op thee. De meeste christelijke ondernemingen gingen ten onder. Maar het belangrijkste aandeel van de LMSchristenen lag niet in het ondernemerschap, hoezeer dat ook de aandacht trok, maar in de levering van arbeidskracht. Veel chmizn-Pariahs zochten hun toevlucht op de plantages. Maar daar ontdekten zij al gauw dat ze in een nieuw diensthuis waren aangeland. Tussen de zendelingen en Europese planters had zich een goede verstandhouding ontwikkeld. De planters in Zuid-Travancore waren weliswaar niet altijd de meest stralende voorbeelden van een christelijke levenswandel, maar zij hadden de zending wel veel te bieden, vooral financiële ondersteuning. Hun namen verschenen regelmatig op de LMSlijsten van donateurs en sommige planters betaalden de kosten voor een inheemse katecheet die hun onderneming bezocht. De zendelingen leverden op hun beurt ook belangrijke diensten aan de planters. Allereerst hadden zij in dit gebied op grote schaal onderwijs geïntroduceerd, en de trotse produkten van hun Engelstalige hogeschool VU-MAGAZlNE—APRIL 1989

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1989 - pagina 170

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

VU-Magazine | 484 Pagina's