GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1993 - pagina 85

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1993 - pagina 85

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

R

H

dat de Alexandrijn maar wat bij elkaar verzonnen en gelogen heeft. Zijn mooie theorie is met kunst- en vliegwerk kloppend gemaakt. De theorie van Ptolemeus laat zich, als je tot de kern wilt doordringen, in één zin samenvatten: proberen te bewijzen dat de zon om de aarde draait. Tegenwoordig probeert niemand dat nog. Iedereen is aanhanger van Copernicus geworden; dat het de aarde is die om de zon draait, heet boven iedere twijfel verheven te zijn. Alleen een enkele wetenschappelijke analfabeet en een religieuze fundamentahst zijn een andere m e ning toegedaan. O o k de sterren draaien om de aarde, constateerde Ptolemeus. De zon, luidde zijn stelling, draait iets langzamer dan de sterren en zijn conclusie v/as dat de zon dichter bij de aarde staat dan de sterren. Voor de planeten geldt hetzelfde. H o e sneller ze rond de aarde draaien, hoe verder ze verwijderd zijn. Mercurius en Venus zijn het dichtste bij, terwijl Jupiter en Saturnus zich op veel grotere afstand bevinden. De theorie van de rond de aarde draaiende hemeUichamen was echter niet direct sluitend te krijgen. De planeten maakten namelijk niet een fraaie, eenduidige cirkelbeweging om de aarde heen. Soms leken ze weer een stukje terugwaarts te bewegen. Ptolemeus had hier een verklaring voor. De planeten bewogen weliswaar in een cirkelbeweging om de aarde, maar ze maakten nog een tweede beweging: ze cirkelen voortdurend om de grote cirkel heen. De grote draagcirkel werd deferent genoemd, de kleinere cirkelbeweging daar omheen kreeg de naam epicykel. Er was nog een ander probleem: de seizoenen duren niet precies even lang. De zomerperiode duurt iets langer dan de winterperiode, en dat is een onmogelijkheid wanneer de zon een cirkelbeweging rond de aarde maakt. De astronomen uit de oudheid concludeerden dat de aarde niet precies in het midden lag van de beweging van zon, planeten en sterren, maar een stukje daarbuiten. De zon draait ietwat excentrisch rond de aarde. Daarmee is het probleem van de ongelijke seizoenen verklaard. Met behulp van die excentrische bev/eging, de draagcirkel en epicykel, meende Ptolemeus de beweging van

A

A

alle planeten te kunnen bepalen. Maar volgens Robert R . N e w t o n heeft hij gewoon observaties verzonnen die in zijn theorie pasten. Ptolemeus, zo psychologiseert N e w ton, wilde dolgraag een groot astronoom zijn; bij voorkeur de grootste aller tijden. In het begin van zijn carrière moet hij ontdekt hebben dat zijn kwalificaties om die staat van grootheid te bereiken niet toereikend waren. Toen bleef er maar één methode over om zijn ambities te vervullen: de kluit belazeren. Sinds Copernicus laten we ons niet meer bedriegen door de oppervlakkige schijn. De theorie van de om de zon draaiende aarde, zo hebben diverse cultuurfdosofen beweerd, is een schok geweest voor het menselijk zelfbewustzijn. Als de aarde net zoals de andere planeten om de zon draait, verhezen we onze gepriviHgeerde positie. D e aarde is een willekeurige planeet, een van de vele. Niets bijzonders eigenlijk. Maar belangrijker nog is dat wetenschap en oplichterij sinds Copernicus op andere v/ij ze tegenover elkaar staan. De v/etenschap van Ptolemeus was die van het gezonde verstand. Het is voor iedere modale burger, zowel aan het begin van het eerste millennium als aan het einde van het tweede millennium, visueel volstrekt duidelijk dat iedere ochtend de zon opkomt. Wat Ptolemeus deed was die alledaagse waarneming tot uitgangspunt verheffen en vei"volgens de bijbehorende theorieën en wiskundige berekeningen zoeken. En daarop berustte zijn bedrog. De moderne wetenschap zegt dat theorieën uitsluitend gebaseerd m o gen zijn op waarnemingen. Maar tegelijkertijd leren v/e dat we onze waarneming niet kunnen vertrouwen. W e worden opgelicht door onze zintuigen. W e zien niet wat v/e denken te zien. Alleen vanuit de ruimte kun je zien dat het de aarde is die draait. Daar is de mens losgekomen van zijn eigen beperkte blik en kan hij zichzelf beschouwen. Maar daar zou je iets tegen in kunnen brengen. Wie zegt immers dat de v/aarneming vanuit de ruimte beter is dan die vanaf de aarde? Als we onze zintuigen niet kunnen vertrouwen, kan de blik vanuit de sateUiet misschien net zo goed bedrieglijk zijn. Het wantrouv/en, eenmaal in beweging gekomen, kan nauwehjks

L D nog worden gestopt. Niets is meer zeker. N u is wetenschap bedrijven het verheffen van de onzekerheid tot uitgangspunt, de strijd aanbinden tegen schijnbare vanzelfsprekendheden. Maar een houding van permanent wantrouwen valt moeihjk eindeloos vol te houden, in absolute onzekerheid is het onplezierig toeven. Je zult een beslissing moeten nemen, hoe voorlopig ook, v/elke waarneming in overeenstemming is met de reahteit: de blik vanaf de aarde dan wel de bhk vanuit de ruimte. De wetenschap hakt de knoop door en zegt dat de ruimtelijke visie de meest aannemelijke is. De onzekerheid is (tijdehjk) beëindigd. De astronomische kennis is in tegenspraak met de direct v/aameembare, aan de aarde gebonden realiteit. Deze kennis berust op technische hulpmiddelen en op gecomphceerde, wiskundige formules; voor insiders gesneden koek maar voor leken heeft het iets oncontroleerbaars. Het wantrouv/en dat de v/etenschap vraagt voor aUes "wat v/e om ons heen zien, geldt niet haarzelf De wetenschap vraagt als het ware aan de burgers te accepteren dat de m e thodologisch vastgestelde feiten superieur zijn aan de ervaringsfeiten. En dat vertrouv/en hebben de burgers; ieder rationeel denkend mens beaamt op gulle wijze de stelling dat de aarde om de zon draait. Maar je vertrouwen schenken aan iets dat nauwehjks controleerbaar is, vraagt veel goedgelovigheid. En de goedgelovige is een gemakkelijke prooi voor de oplichter. Degene die zegt je niet beet te laten nemen door de oppervlakkige schijn, kan op zijn beurt een bedrieger zijn. O o k aan de moderne wetenschap kleeft derhalve een hchte geur van potentieel bedrog: je moet ervoor bhjven uitkijken, niet zomaar al je vertrouwen geven. Misschien dat we op een zwoele zomeravond daarom v/el zeggen: de zon ging prachtig onder. O p onbewaakte ogenbhkken geven we het gezonde verstand meer gehjk dan de wetenschappelijke methode. Het vanzelfsprekende herwint zijn rechten. Even krijgt Ptolemeus eerherstel.

39 v u MAGAZINE FEBRUARI 1993

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1993 - pagina 85

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

VU-Magazine | 484 Pagina's