GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1994 - pagina 202

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1994 - pagina 202

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

er iets niet. De avant-gardistische kunstenaar is het onbegrepen genie dat werkt voor de eeuwigheid; pas later zal hij de erkenning krijgen die hij verdient. Het avant-garde-idee is inmiddels tot op de draad versleten. Het idealisme is vervluchtigd: geen architect die nog gelooft dat hij de poorten opent naar een geheel ander soort samenleving, een betere wereld. Het nieuwe is b o vendien allang gewoon geworden. In 1945 waren er in Nederland twee miljoen ^vonmgen, momenteel zijn het er circa zes miljoen. Niemand kan dus zeggen dat moderne architectuur iets vreemds is en datje mensen de tijd moet geven eraan te wennen. Niettemin geven mensen hardnekkig de voorkeur aan de architectuur van de oude binnensteden boven die van de nieuwbouwwijken. Het enige dat van het avant-garde-ideaal resteert, is de hooghartige houding dat leken zich nergens mee dienen te bemoeien.

monotonie. In het bijbehorende jargon heet zulke architectuur: strak, eerlijk en consequent. Mensen houden van lichte, heldere gebouwen. Vanuit de psychologie - maar ook vanuit het gezonde verstand - is bekend dat Hchte kleuren bijdragen tot een vrolijk gemoed. Veel architecten trekken zich daar weinig van aan. Zij hebben een voorkeur voor grijs beton. Dat de Zwarte Madonna in Den Haag vanwege zijn zwartheid door de meeste mensen deprimerend wordt gevonden, is een idee waar de architect niet bij stil wenste te staan. N o g zo'n wetmatigheid is dat mensen een afkeer hebben van woningen die er uitzien als instituten: als een ziekenhuis, gevangenis of fort. Daarom zijn flatgebouwen minder populair dan eengezinswoningen. In het Rotterdamse flatgebouw De Peperklip heeft de architect Care! Weeber bovendien heel kleine ramen gemaakt. Alleen de spijlen voor de ramen ontbreken om het gebouw helemaal tot gevangenis te maken.

mÊmmÊÊÊÊi^Êam Stukjesschrijvers •••••••iiB De massa heet dom. Maar hoe zit het dan met de mensen met een hoog IQ? Bezitten zij wel de culturele competentie om moderne architectuur op waarde te schatten? Uit sociologisch onderzoek blijkt dat het oordeel van hoog opgeleiden nog vernietigender uitvalt dan dat van de lager geschoolden. Daar is een verklaring voor. Intellectuelen zijn over het algemeen creatievere geesten dan fabrieksarbeiders; zij hebben meer behoefte aan prikkels en aan afwisseling. En over moderne architectuur kan met de beste wil van de wereld niet gezegd worden dat die voor veel visuele prikkels zorgt. Schrijvers als Komrij, Kousbroek en Van Dis hebben zich laatdunkend uitgelaten over moderne architectuur. Het is moeilijk vol te houden dat zij domme lieden zijn zonder enige culturele bagage. De strategie van de architect is in deze evenwel, om hen als 'stukjesschrijvers' te betitelen. Het verkleinwoordje kleineert: belichamen de columnisten niet de oppervlakkigheid van het kranteleven en de produktie van snelle meninkjes die een dag later al weer vergeten zijn? De kritiek van 'stukjesschrijvers' hoeft niet serieus genomen te worden.

24 VU MAGAZINE MEI 1994

Maar uiteindelijk is het allemaal een kwestie van smaak. Smaken verschillen. En over smaak valt moeilijk te twisten. O p toevallige wijze schijnt de smaak van de architect aanzienlijk te verschillen van die van de Nederlandse bevolking. Het smaakverschil is geen probleem als uitsluitend architecten in door hen zelfontworpen huizen zouden w o nen. Helaas moeten veel andere mensen met andere behoeften in de smaak van architecten leven. Die behoeften van de gebruikers zijn niet willekeurig. Er zijn als het ware psychologische en antropologische wetmatigheden in te ontdekken. Van oudsher is het oog van de mens op b e weging ingesteld. In de wildernis is alertheid op alles wat gebeurt een noodzaak om te overleven. De menselijke waarneming moet iets hebben waar zij op kan knabbelen. Tegenwoordig is de bewegende wildernis geordend en getemd, maar het hedendaagse equivalent van beweging is afwisseling. Straten met een onverwacht patroon, huizen die van elkaar verschillen, een woning die gelijktijdig van verschillende kanten bekeken kan worden, wekken de suggestie van beweging en geven visuele bevrediging. Moderne architecten spotten met die wetmatigheid. Zij hebben een voorkeur voor rechtlijnigheid, herhaling en

Misbaksels

Hoe komt het toch, luidt de vraag aan Derk de Jonge (1922), dat zoveel architecten geen enkele notie schijnen te hebben van menselijke behoeften? "Ik heb altijd de indruk", antwoordt hij, "dat architecten een autoritaire persoonlijkheid bezitten. Dat gaat gepaard met een heldenverering voor sommige top-architecten. Een student die nu zelf hoogleraar bouwkunde is, zei eens: 'Als je bij professor Van den Broek komt, kom je bij God.' Bovendien hebben ze een houding die je ook bij andere beroepsgroepen aantreft: op ons terrein zijn wij deskundig en anderen weten er niets van. Architecten leven in een subcultuur met geheel eigen waarden en normen. De architecten die binnen die subcultuur het meest geprezen worden, hebben vaak de meest verafschuwde gebouwen neergezet. Ik denk dat die bouwkundige misbaksels ook berusten op het verachten van de toekomstige gebruikers. Die hebben zich maar te voegen. "In Delft was ik werkzaam bij het centrum voor architectuuronderzoek. Daar werkte ook een psycholoog. Maar architecten kwamen nooit langs bij de psycholoog om naar de behoeften van gebruikers van woningen te informeren. Ze kwamen alleen langs als ze opvoedingsmoeilijkheden hadden met hun eigen kinderen." Derk de Jonge woont in Noordwijk aan een woonerf. De weg gaat een tikje omhoog, verloopt licht slingerend en de woningen zijn er op verrassende wijze langs gegroepeerd. Een idyllisch, landelijk paadje. Woonerven zijn een produkt van de jaren zeventig, toen men in de architectuur voorzichtig andere wegen ging zoeken en men afwisselender en kleinschaliger wilde bouwen. Dat wekte de woede op van de toonaangevende architecten. Die kleinschalige bouwvormen waren op en top uitingen van 'de nieuwe kneuterigheid'. Dat kon echt niet meer Het huis van De Jonge voldoet beter aan de maatstaven van de modernistische architectuur. Het heeft een plat dak. De Jonge: "Architecten willen geen hellende daken maken. Dat is truttig. Maar wat is het gevolg? Deze huizen hebben geen zolders en daarom worden de garages als bergruimte gebruikt en staan de straten vol met auto's. Hellende daken zijn misschien truttig maar wel ontzettend praktisch. Zulke overwegingen spelen bij architecten echter nauwelijks een rol. Bovendien houden mensen van een dak op het huis. Het is bijna een archetype. Als je kinderen uit allerlei landen vraagt een huis te tekenen, zetten ze er altijd een dak op."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1994 - pagina 202

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's