GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1996 - pagina 552

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1996 - pagina 552

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

reële dreiging, maar geen onvermijdelijke. Hoe beter het eigen zicht op de eigen vooronderstellingen, hoe beter je daar doorheen kunt kijken. Hij besteedt dan ook een flink deel van zijn boek aan het opspitten van vooronderstellingen, en dan met name vooronderstellingen die van belang zijn voor een antropologie van de wetenschap. Twee springen er daarbij uit: mensen handelen ons inziens, waar dat ook maar enigszins kan, op grond van kennis, èn echte kennis, zo menen wij, is eenvoudig, samenhangend, en vrij van tegenstrijdigheden. Als wij anderen vragen waarom ze iets doen dan verwachten we een antwoord waarin ze je uitleggen wat ze nastreven en waarom dit, gegeven de wijze waarop de wereld in elkaar steekt, een goede manier is om dat streven te verwerkelijken. We verwachten dat die antwoorden onderling samenhangen, dat stukjes verhaal over de wijze waarop de wereld in elkaar steekt elkaar aanvullen, en in elk geval niet strijdig zijn. Dat geldt niet alleen voor handelingen als het bouwen van een huis of de aanschaf van aandelen, maar ook voor een versiertoer, of voor een stil gebed. Wetenschap is dan een toespitsing en verdere uitwerking van die consistente en samenhangende kennis van de wereld. Dit spreekt niet allemaal vanzelf. Antropologen die aan hun verre onderzoeksobjecten vragen waarom ze juist zó hun huis bouwen, of juist dit ritueel uitvoeren, krijgen maar al te vaak antwoorden van het type "zo doen wij dat nu eenmaal, wie het anders doet plaatst zich buiten de gemeenschap". Als ze al een uitleg krijgen met daarin iets dat wij als serieuze reden zouden ervaren, dan is de kans groot dat hun informanten een andere keer een hele andere verhaal vertellen. En als je zulke informanten wijst op die tegenspraak dan halen ze grijnzend, maar met nictbegrijpende blik m hun ogen, hun schouders op. Het lijkt alsof die verre onderzoeksobjecten zich aan waarheid noch aan logica veel gelegen laten liggen. Maar het zouden in de ogen van de meesten onzer geen mensen zijn als ze niet dachten zoals wij, dus nemen we aan dat hun

36

WCS DECEMBER

1996

gepraat niet bedoeld is om ons echt te informeren. Kennelijk zeggen ze maar wat. Misschien willen ze ons wel helemaal niet inwijden in hun inzichten, en proberen ze ons om te tuin te leiden. Veel antropologen kiezen er daarom voor hun informanten dan maar wat minder letterlijk te nemen, en verder vooral te kijken naar wat ze dóen, om daaruit indirect af te leiden hoe hun consistente en coherente kennis van de wereld er uitziet. Er is immers van alles en nog wat waaruit duidelijk blijkt dan men ook daar iets heeft dat je wetenschap zou kunnen noemen: zelfs de meest onwesterse stammen zijn ervaren en deskundige plant- en dierkundigen; ze weten precies waar wat leeft en groeit en wanneer, ze kennen de sterren en kunnen zich daar vaak uitstekend op oriënteren, ze weten waar water zit, welk water drinkbaar is, en ga zo nog maar een hele tijd door. Van den Bouwhuijsen daarentegen stelt voor de mondeling gegeven informatie wèl serieus te nemen. Natuurlijk weten mensen overal een heleboel over de wereld om hen heen. Maar misschien is het idee van samenhangende theoretische kennis die vooraf gaat, en steeds opnieuw getoetst wordt aan ons doen en laten, en waarvan de onverdroten uitbreiding een groot goed is, wel een typisch westers idee. Alleen, waar komt dat idee dan vandaan? Hoogvliegerij Volgens Van den Bouwhuijsen is het karakter van de westerse cultuur in hoge mate bepaald door het christendom. Het christendom gaat uit van een persoonlijke God die het universum geschapen heeft, met daarin de mens naar Zijn evenbeeld, een God ook die met die mens een heel bijzondere bedoeling heeft. Het universum is een afgeronde eenheid die beantwoordt aan zeer specifieke onderling samenhangende wetten, die Gods goedheid en wijsheid weerspiegelen. Aan ons gaf God een boek waarin hij Zijn bedoelingen weergaf. Onze taak is het die bedoelingen daar, door niet aflatende studie, uit af te leiden en er vervolgens ook naar te leven. Maar ook de natuur vormt de neerslag

van Gods bedoelingen, en het is dus onze taak ook daaruit Zijn wetten af te leiden: naast Het Woord kregen wij het Boek der Natuur. Beide moeten we bestuderen, omdat beide ons onontbeerlijke kennis bieden. De westerse opvoeding is gericht op kennisoverdracht, en op de overdracht van vaardigheden om nieuwe, theoretische, kennis te creëren, en op een theoriegerichte mentaliteit. Voor veel niet-westerlingen zou dat wel eens niet zo vanzelfsprekend kunnen zijn. Natuurlijk, ook zij leven in een wereld waar ze zich iets van aan moeten trekken, maar daarbij gaat het om randvoorwaarden, en niet om een bron van kennis die richting geeft aan hun leven. Hun handelen zou kunnen worden bepaald door navolging, door "hoe wij hier de dingen doen", door "wat het betekent om bij ons te horen". Het belang van de groep is in menig nietwesterse cultuur een stuk groter dan bij ons, zo groot soms dat wij het benauwd krijgen bij het idee een onderdeeltje te zijn van zo'n alles bepalend geheel. En wellicht zijn er nog tal van andere alternatieven voor onze individualistische en cognitief georiënteerde levensstijl. Laten we rekening houden met de mogelijkheid dat wij ons die alternatieven zo slecht kunnen voorstellen dat we ze niet zien, al staan we er met onze ogen bovenop. Het Westen wordt ook gekenmerkt door een zeer specifieke opvatting over de relatie tussen theoretische kennis en technologie. Wij gaan er stilzwijgend van uit dat technologie wetenschap vereist, en dat een hoogstaande technologie een hoogstaande kennis vooronderstelt. Dat was het idee waarmee veel missionarissen naar China gingen: laat die lui zien wat wij kunnen en zij zullen heel graag willen weten wat wij weten. Maar dat bleek dus een denkfout. China had een zeer verfijnde technologie, maar die berustte niet op iets dat je met enig recht wetenschap kon noemen. Bij een natuur die door een god zo in elkaar gestoken was dat systematische wetenschappelijke theorievorming mogelijk was en de mens dichter bij zijn bestemming zou brengen, stelde men zich in China niets voor: "Hoogdravende

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's

VU Magazine 1996 - pagina 552

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's