GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1998 - pagina 427

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1998 - pagina 427

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

geen structurele schade op te leveren, maar door het luid knagende geluid dat de diertjes voortbrengen kan de emotionele schade die aan de bewoners wordt toegebracht aanzienlijk zijn. Daardoor wordt de strijd vaak met alle mogelijke middelen uitgevochten. De bestrijding van insecten in huiselijke kring is duizenden jaren lang vooral beperkt gebleven tot mechanische methoden - zoals het vangen of het uitkloppen van kleden - al dan niet ondersteund door magische handelingen en gebeden. Echte vooruitgang op het gebied van sanitaire voorzieningen en persoonlijke hygiëne ter preventie van plagen, kwam pas van de grond vanaf de zestiende eeuw. Koningin Elisabeth I (i533-i6o3)van Engeland gaf haar onderdanen het goede voorbeeld door minstens eens per maand een bad te nemen. In 1666 werden in Parijs voor het eerst straten schoongemaakt, een mijlpaal waarvoor zelfs herdenkingsmunten zijn geslagen. Insecticide Pas tegen het eind van de negentiende eeuw kwamen de eerste chemische bestrijdingsmiddelen op de markt, vooral ter bestrijding van bedwantsen en kleermotten. Hiervoor werd gebruik gemaakt van kwikchloride en pyrethrum, een natuurlijk insecticide dat oorspronkelijk werd gewonnen uit gemalen bloemhoofdjes van bepaalde chrysanten. De opkomst van de chemische bestrijding liep gelijk op raet de ontdekking dat insecten een rol kunnen spelen bij de overdracht van bepaalde infectieziekten, als malaria (muggen) en pest (vlooien]. Tot aan de Tweede Wereldoorlog berustte de insectenbestrijding voor een groot deel op zelfgemaakte huismiddeltjes. Daarvoor waren talrijke recepten in omloop: petroleum en het eerder genoemde pyretrhum waren de belangrijkste bestanddelen. DDT, een organisch-chemische verbinding die reeds in 1873 voor het eerst was gemaakt, begon pas aan zijn opmars als insecticide na de herontdekking als middel tegen kleermotten door de Zwitserse chemicus Paul Muller. Het middel begon na de oorlog aan een onstuitbare opmars als een zeer effectief.

langwerkend middel tegen tal van insecten. In 1948 ontving Muller zelfs de Nobelprijs voor zijn ontdekking dat DDT tegen een breed spectrum van insectenplagen kon worden ingezet. De zegeningen van DDT zijn onmiskenbaar. Dankzij het gebruik van DDT werd een grote uitbraak van tyfus in Italië in de kiem gesmoord en werd pest-epidemieën een halt toegeroepen. DDT bleek bovendien zeer effectief toen het massaal werd ingezet in huisbespuitingen gericht op het uitroeien van malariamuggen, die de gewoonte hebben tegen de muren te rusten. In 1972 was malaria reeds in 37 landen uitgeroeid en was in 80 landen een aanzienlijke reductie van het aantal malariagevallen opgetreden. Kortom, DDT heeft miljarden mensen bevrijd van een hardnekkige en dodelijke plaaggeest. In navolging van DDT kwam de chemische industrie met een hele reeks nieuwe organische insecticiden op de markt: organofosfaten, carbamaten en pyrethroiden. Deze stoffen, meestal ontwikkeld voor toepassing in de landbouw, vonden ook hun weg naar de gewone consument. Sinds de jaren zestig worden juist door de grootschalige toepassing van chemische middelen, in toenemende mate insecten aangetroffen die resistent zijn voor bestrijdingsmiddelen. Zowel de Duitse kakkerlak als de huisvlieg bezitten nu een hoog niveau van resistentie tegen moderne insecticiden. Het jarenlange gebruik van chemische middelen heeft die individuen uitgeselecteerd die het middel goed kunnen weerstaan, waardoor nu de gehele populatie een verhoogde tolerantie bezit. Blokbestrijding Nog veel meer dan vroeger vraagt de bestrijding van huisplagen daarom nu om een goede determinatie van het betrokken plaaginsect en een deskundig advies over de in te zetten middelen. In Nederland loopt die advisering in principe via de gemeenten, waarbij het in Wageningen gevestigde Kennis- en Adviescentrum Dierplagen de rol speelt van achtervanger. Bovendien is het centrum, dat in het verleden ook wel bekend stond als de Wageningse BVD

(Bestrijding van Dierplagen) verantwoordelijk voor de opleiding van de technici die de bestrijding uitvoeren. De heer A. Balkstia, reeds een kwart eeuw werkzaam bij het centrum, noemt uit zijn hoofd de drie insectensoorten die in Nederland de meeste problemen opleveren: kakkerlak, faraomier en ovenvisje. "Als deze dieren in een flatgebouw voorkomen is blokbestrijding van het grootste belang. Het heeft eigenlijk geen zin alleen je eigen huis te behandelen, want dan ben je alleen maar aan het bestrijden voor de buren. Van die drie is het ovenvisje, een piepklein oerinsect dat behoort bij de orde van de franjestaarten, misschien nog wel het moeilijkst te bestrijden. Het kan eigenlijk overal zitten waar lijm te vinden is: achter het behang, in een postzegelboek of in de rug van antieke boeken". Blokbestrijding is vaak moeilijk aangezien de medewerking van andere bewoners en de eigenaar noodzakelijk is. "Blokbestrijding van ratten, kakkerlakken of mieren levert soms al de nodige problemen op. Bij het ovenvisje zit je bovendien met de complicatie dat de buren het helemaal niet als een probleem zien", aldus Balkstra. Uiteindelijk komt de belangrijkste bestrijdingsmethode nog altijd neer op het wegnemen van de oorzaken: toegangswegen afsnijden, etensresten opruimen en vochtproblemen oplossen. Het eigenlijke plaaginsect wordt echter meestal nog bestreden met een chemisch middel. Biologische bestrijding, waarbij je bijvoorbeeld een insect uitzet dat een natuurlijke vijand is van het plaaginsect, wordt in de huiselijke sfeer nog maar weinig toegepast. Balkstra: "De tolerantie voor insecten is in de meeste huishoudens ongeveer nul. Je kunt bij een gemiddelde huisvrouw echt niet aankomen met het verhaal dat we nóg een insect komen uitzetten om het probleem op te lossen. Die ziet haar probleem alleen maar groter worden: zij heeft plotseling twee beesten in huis."

wcs

NOVEMBER/DECEMBER 1998

51

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

VU-Magazine | 492 Pagina's

VU Magazine 1998 - pagina 427

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

VU-Magazine | 492 Pagina's