GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1998 - pagina 437

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1998 - pagina 437

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

bovendien de Compagnie van zijn tegoed jaarlijks 300 gulden te betalen aan zijn pleegvader Jacobus van Goch. Hoe dan ook, na directeur-generaal Jacob de Peteisen (driehonderd gulden) was Capitein de bestbetaalde ambtenaar aan de kust. Voortvarend begon hij het kerkelijk leven in te richten. Dat viel niet mee. Capitein telde zijn lidmaten en kwam tot zeventien in getal. Twee van hen, een commies en de vaandrig van het ganizoen benoemde hij tot ouderling. De Compagnie had in dat jaar aan de Goudkust 241 soldaten en ambtenaren in dienst, waarvan 107 in Elmina. Een aantal van hen was buitenlander, voornamelijk Duitsers, Vlamingen en Walen en bovendien rooms of Luthers; daardoor vielen zij vanzelf af als toehoorders van de zondagse preek. Zij zullen er niet rouwig om zijn geweest, want boeien kon Capitein zijn gehoor niet. Hij preekte in een taal en in een vorm die in Muiderberg en Middelburg begrepen werd - zo had hij het geleerd. Dat het onzekere bestaan aan de Afrikaanse kust een frissere aanpak vereiste drong niet tot hem door. Bovendien moest het volk op het kasteel wel erg wennen aan een zwarte predikant, en sommigen wenden er nooit aan.

Directeur-generaal De Petersen was jarig en gaf een etentje voor de messieurs. Het werd een vrolijke maaltijd met een overvloed aan drank. Na afloop bleven sommigen nog wat napraten, onder wie Capitein, de vaandrig en de fiscaal Huibeit van Rijk, die wel van likeur hield maar niet van zwarten, niet van de kerk en niet van het klimaat. Vooral in de regentijd werd hij gekweld door koortsen die hem alle kracht ontnamen, zodat zijn armen en handen voor hem op tafel lagen als dode klompen vlees. Het maakte hem chagrijnig, zelfs als hij geen koorts had, zoals nu. Hij zwetste en mopperde, en vloekte op de voorzienigheid die hem op deze godvergeten kust had geworpen. Insecten zoefden om de hoofden van de heren en de kaarsen wierpen dansende schaduwen op de ruwe stenen muren. In de kerk, zei de fiscaal op luide toon, kom ik alleen uit nieuwsgierigheid. Huibert, Huibert, vermaande de directeur-generaal. Alstublief, meneer de fiscaal, zei Capitein. Laten we daar over ophouden, zei de vaandrig. Maar de fiscaal wilde van geen ophouden weten. Wat nou, zo is het toch, lalde hij, en een zwarte kan mij al helemaal niet bekeren, ik wou dat ik de hele wereld kon verneuken, dan zou ik het zeker niet nalaten, Capitein zocht in zijn hoofd naar een passende bijbeltekst en de directeur-generaal zei: zo is het wel genoeg, Huibert, ik stel voor dat we nu naar onze vertrekken terugkeren. En ze lieten de fiscaal alleen met de muggen en de laatste likeur.

Tot zijn schrik ontdekte Capitein dat de meeste lidmaten er een zwarte bijzit op nahielden. Die ontuchtige gewoonte is zo diep ingeworteld, rapporteerde hij aan de bewindhebbers van de Compagnie, dat zelfs strenge

bijbelteksten daarin geen verandering kunnen brengen. Hij vraagt de edelgrootachtbare heren om raad, maar die houden zich op de vlakte. Capitein kon niet anders dan vermanend zijn vinger opsteken en daar trok niemand zich wat van aan. Toch werd ook hij aangestoken door die ingewortelde gewoonte. Hij liet het oog vallen op een jonge negerin. Waarom het kasteelvolk wel en ik niet, zal hij hebben gedacht. Maar hij wilde netjes zijn en haar huwen. Op een ochtend vertelde hij de directeur-generaal en zijn twee ouderlingen van zijn voornemen. Ze zullen bij elkaar hebben gezeten in het kantoor van de directeur-generaal, met uitzicht op de baai van Elmina. Een huwelijk, zei Capitein, zou hem behoeden voor de verleidingen van satan. Bovendien zou hij daarmee eerder het vertrouwen van de heidenen winnen, omdat ze dan konden zien dat hij wel in manier van leven en godsdienst van ze verschilt, maar ze niet veracht. De directeur-generaal en de ouderlingen knikten. Met uw permissie dominee, zei de vaandrig toen, maar zult u het heidinnetje eerst huwen en daarna in het geloof onderwijzen, of omgekeerd? Capitein wist het niet, en de anderen ook niet. Ze sloegen er het Groot Plakkaatboek van de Compagnie op na en ja, daar stond het: de heldin diende eerst onderwezen te worden. Dat was nou vervelend. Als Capitein het zelf deed zou dat op het kasteel maar aanleiding geven tot praatjes. Die taak aan de schoolmeester overlaten, dat stond hem ook niet aan, en een Hollandse vrouw die haar een christelijke opvoeding kon geven was er niet. Dan moest ze maar naar Holland. Maar dat weigerden de ouders van het meisje, tenzij hij eerst met haar zou trouwen. En dat kon nu juist niet. Capitein had het er moeilijk mee. Hij schreef maar weer eens aan de bewindhebbers en bekende dat zijn aanstaande alvast bij hem op school ging. Intussen hadden de kerkvaders in Holland al gehoord wat er aan de hand was. Het stak ze dat Capitein het meisje ook als heidin had willen huwen. Ze schreven hem een kwaaie brief. Hoe haalde hij het in zijn hoofd? Een dergelijk huwelijk verbood God toch duidelijk? En ze herinnerden hem nog eens aan zijn gelofte als predikant. Capitein schrok ervan. De classis in Amsterdam gepikeerd en hier in Elmina bekeek men hem ook al met scheve ogen. Als het zo moet gaan, zie ik er liever van af, dacht hij. En hij zette een huwelijk uit zijn hoofd.

Nog in zijn maand van aankomst richtte Capitein een schooltje op voor negerkinderen. Maar met de schoolmeesters zat het tegen. De een na de ander stierf aan malaria en dysenterie. Het aantal leerlingen hield ook niet over. Dat'kwam omdat de ouders het nut van lezen en schrijven niet inzagen. De kinderen moesten eerst maar eens leren zwemmen en kanovaren, vonden ze. Bovendien waren de leerlingen voor het merendeel jongens. De ouders dachten namelijk dat dochters die lezen en schrijven konden niet meer in trek zouden zijn bij blanke

wcs

NOVEMBER/DECEMBER 1998

61

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

VU-Magazine | 492 Pagina's

VU Magazine 1998 - pagina 437

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

VU-Magazine | 492 Pagina's