Uit de diepte - pagina 674
668 door de feestgangers, die van alle oorden zijn opgekomen. Ea dan voorts, welk eene drukte om lammeren te verkoopen en te koopen, met het oog op het Paaschmaal, dat moet gevierd! Alom is men bezig, ook in de woningen, met de toebereidselen tot den grooten feestmaaltijd en om den lesten zuurdeesem, met ijver opgezocht, uit de woningen te verwijderen. Metterdaad, wie dat zoo aanziet, zou Jeruzalem den lof niet alleszins gelijk als godsdienstiger te zijn. Geen voorschrift toch der wet dat op deze ceremonie betrekking heeft, of met de grootste nauwgezetheid wordt het gehouden. Nochtans, wie verder doorziet, oordeelt anders. En eer dan een woord van lof te doen hooren, zou hij als een andere Ezra een spreekgestoelte mogen beklimmen en Jesaja's profetie ontrollend, het den Joden in het oor doen weerklinken: Wie
onthouden van
,
eenen os slacht, slaat eenen man; wie een lam offert, breekt eenen hond den hals; wie spijsoffer offert, is als die zwijnenbloed offert; wie wierook brandt ten gedenkoffer, is als eenen afgod zegent. Deze verkiezen oolc hunne wegen, en hunne ziel heeft lust aan hunne verfoeiselen. Pure ceremonie en niets meer is die
hun toch
dit Pascha geworden. Als eene taak insteê van een heerlijke profetie is hun dat eten van het lam. Het verder verloop van der Joden historie, reeds eenige weinige uren na dezen, zet op deze aanklacht het zegel der bevestiging. Straks toch zal Hij, van wien dat lam het beeld en de aankondiging was, door diezelfde Joden worden verworpen. Straks slaat Israël de schennige hand uit naar Hem, die oorzaak en doel is van zijn bestaan en pleegt een moord aan zichzelven en zijne kinderkens. Nog eenige jaren slechts en de ure der aanvankelyke vergelding vangt aan, waarin het oordeel begint zich te wentelen als eene rivier om de Joden en hun kroost te bedekken. Wie schijn van wezen onderscheidt, ziet dan ook niet om naar dien tempel van Jeruzalem en vergaapt zich niet aan de blinkende schittering van zijne steenen en zyn goud. Gelijk de engelen eens de herders verwezen naar een stal, om den geboren Koning der Joden te vinden, zouden zij u nu, waren zij jieergedaald om het te zeggen, hebben gezonden naar een stille opperzale, ergens in eene der straten van Jeruzalem. Op wie de Heere ziet, och dat zijn en waren steeds de armen
en
verslagenen van geest en die voor
Woord
beven.
En dezulken
rondom hun Meester. Wie zal de gemoedsgesteldheid
vindt
gij
daar,
dier jongeren
zijn
vereenigd
beschrijven?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's